India Rajasthan reisverhaal

Reisverhaal India, Rajasthan

14 oktober - 4 november 2001


Toeristenvisum voor India kostte 1750 Bef per persoon, afhalen in de Ambassade van India, Vleurgatsesteenweg 217, Brussel.

 

Het kastensysteem

De bevolking in India is ingedeeld in een kastensysteem of sociale klassen.

De hoogste kaste zijn de Brahmanen (geestelijkheid)

De kaste der ksatriya’s (soldaten en bestuurders), dit is de kaste met de ware macht.

De vaisya’s (kaste der handelaren)

De sudra’s (boeren), hier zit de grote massa

De paria’s (kastenloze groep), zij worden als onrein beschouwd en mogen slechts vieze karweitjes opknappen (zoals rioolreiniging en kadaververbranding)

De kasten onderling zijn weer onderverdeeld in subkasten.

Wanneer men geboren wordt in een bepaalde kaste, blijft men zijn hele leven in deze kaste. Het is niet mogelijk om op te klimmen of carrière te maken. Men kan ook niet huwen buiten deze kaste.

 

Religie

India kent 7 religies

      - het Hindoeïsme: dit is de belangrijkste godsdienst, 82 % van de bevolking is Hindu

      - de Islam is de 2e groep, ongeveer 12 % van de bevolking is moslim

      -  De Sikhs, ongeveer 15 miljoen Indiërs

      -  Het Christendom, ongeveer 18 miljoen mensen

      -  Het Boeddhisme, ongeveer 5 miljoen mensen

      -  Het Jainisme

      -  Het parsisme

 

 

Dag 1 + 2: zondag 14 en maandag 15 oktober

Met SAS Scandinavian Airlines vlogen we van Schiphol, Amsterdam naar Kopenhagen waar we aankwamen om 21u35. Onze reisbegeleidster Marian Muilerman vloog met ons mee en in Kopenhagen zagen we al onmiddellijk dat onze vlucht naar Delhi vertraagd was van 22u40 naar 00u20. De reden van deze vertraging was het late arriveren van de vlucht uit Delhi. Door de Amerikaanse aanvallen op Afghanistan moest alle luchtverkeer omvliegen en daardoor zou onze vlucht 9u duren in plaats van 7u30.

Door deze vertraging arriveerden we pas in Delhi om 12u50. Vlak voor de landing was er heel wat turbulentie en het vliegtuig schokte heen en weer. De landing zelf was ook niet al te geslaagd, de wielen bonkten twee maal hard tegen de grond. Een paar groepsleden waren dan ook onpasselijk geworden.

Op het vliegtuig moesten we een papier invullen om het land binnen te komen. Daardoor duurde het een hele tijd voor iedereen door de controle was en zijn bagage had. In het luchthavengebouw moesten we ook nog geld wisselen. Marian had ons aangeraden om 200 $ per persoon te wisselen en kleine coupures te vragen want in India hadden ze nooit wisselgeld en in de dorpjes geraakte je de coupures van 500 Roepies niet kwijt.

Voor 400 $ kreeg ik 18.880 Roepies of zou ik toch moeten gekregen hebben, want door het grote aantal kleine coupures was het eenvoudig niet na te tellen aan de balie. In het hotel bleek ik 300 Roepies tekort te hebben.

Voor de Belgen was het gemakkelijk rekenen want 1 Roepie was 1 Bef.

Met onze eigen bus die redelijk comfortabel was en gedurende de hele reis bij ons zou blijven (de chauffeur heette Ramesh, een Sikh, en de begeleider heette Partap) reden we naar het hotel Surya Shelter, een goed hotel met propere en grote kamers en midden in het centrum van Delhi gelegen.

Na ons wat opgefrist te hebben, liepen we door de straten in de omgeving van het hotel. Er waren ontelbare straatstalletjes met allerlei koopwaar, ontelbare voetgangers, fietsriksja’s, motorriksja’s, steekkarren, auto’s en dit alles reed kris kras door elkaar. Hier kwamen we in contact met de geuren en stank, de geluiden, de bedelaars en de straatventers die zo typisch waren voor India.

Na een tijdje lopen door de straten kregen we een plakkerige en vuile smaak in de mond door de smog van de uitlaatgassen. Dit fenomeen hadden we ook al meegemaakt in Kathmandu, de hoofdstad van Nepal.

In een klein hokje met TSD-ISD-PCO op de muur gingen we bellen naar huis. De prijs was 36 Roepies en de man kon natuurlijk niet teruggeven op 40 Roepies. Dit zouden we nog meerdere malen meemaken op onze reis door India.

’s Avonds gingen we met de hele groep eten in een oude discotheek die gebruikt werd voor privé-feestjes. Het eten bestond uit tomatensoep en een buffet van rijst met dahl en Indiase curry’s, zapati’s en naan. Iedereen ging vroeg naar bed door de vermoeidheid van de afgelopen twee dagen.

 

Dag 3: dinsdag 16 oktober

Om 7u30 reden we Delhi uit en we zagen de stad ontwaken. De Indiërs begonnen hun dag met allerhande rituelen en een gebed, putsja, genoemd.

Heel wat Indiërs sliepen naast de weg. De deken of het bed waarop ze lagen, was hun enige bezit. In India was er een enorm verschil tussen arm en rijk. De rijken gaven wel aalmoezen aan de armen en de bedelaars. Kindersterfte bijvoorbeeld kwam niet voor bij de rijkere mensen omdat zij het geld hadden om zich te verzorgen.

Na een tijdje stopten we aan een groot Hindubeeld dat we kort bezochten. Aan de uitgang zat een slangenbezweerder.

Langs de weg en ook in de dorpen lagen overal grote hopen vuil waar de koeien en varkens lustig in scharrelden. Deze dieren waren dan ook de stofzuigers van de weg. Waarschijnlijk zullen de Indiërs zich binnen een aantal jaren wel bewust worden van de milieuproblematiek maar op dit ogenblik waren er andere zaken waarover ze moesten nadenken. Hoe overleven bijvoorbeeld? Zij moesten elke dag voor eten zorgen wat niet altijd zo evident was en deze dingen waren voor hun veel belangrijker dan het milieu.

In de provincie Haryana hadden we een theestop. Indiërs begonnen de dag met chai, de Indiase thee. Deze werd gekookt met suiker en melk en was altijd gloeiend heet. De thee was trouwens best lekker. In India was er ook nog Black Tea die zo donker was dat hij leek op koffie. Koffie drinken echter zat niet in de cultuur maar de rijke Indiërs wilden de westerlingen imiteren en begonnen ook koffie te drinken.

In deze provincie stopte de chauffeur aan diverse winkeltjes om kartons bier te kopen want in het hotel waar we deze avond zouden overnachten hadden ze geen bier.

De lunch gebruikten we in Chandni Midway waar we rijst aten met diverse curry’s. Na de lunch reden we de provincie Rajasthan binnen. Raja betekende koning en aldus betekende Rajasthan “Rijk der Koningen”.

Langsheen de weg zagen we Dzjantis, een soort knotwilgen die typisch waren voor Rajasthan en de Aak, een giftige plant met grote bladeren en mooie paarse bloemen. Uit de plant kwam een soort melk en als dit in aanraking kwam met de huid, deed dit zeker geen goed. Bij inname ervan via de mond was het dodelijk.

Wat ons onmiddellijk opviel, waren het grote aantal hakenkruisen (swastika’s), op muren, langs de weg, overal eigenlijk. Het teken stond echter omgekeerd aan het beruchte teken van Hitler. Deze swastika was al heel oud, ongeveer 2500 jaar, en het betekende vrede en eensgezindheid.

Langsheen de weg zagen we ook een kamelenkaravaan. De kamelen trokken kleine karretjes met daarop het hele gezin en de inboedel, vrouwen, kinderen, geiten, schapen en noem maar op.

De vrouwen in India droegen allemaal sari’s en enkelbandjes die twinkelden. Aan hun tenen droegen zij ook ringen. Rajasthaanse vrouwen droegen wel heel kleurrijke sari’s, kleurrijker dan in de rest van India. Een rode streep in het haar of rode sieraden betekende dat zij gehuwd waren.

Bij een eventueel huwelijk werd voor de partnerkeuze rekening gehouden met de afkomst, beide partijen moesten van dezelfde kaste zijn. Er werd rekening gehouden met de astrologie, ook bij de rijkere families keek men eerst hoe de sterren stonden. Beide geboortedata moesten goed staan want anders ging het huwelijk niet door. Bij het zoeken naar een huwelijkskandidaat deden de ouders een voorstel maar de betrokken partijen mochten een paar keer weigeren.

Kort voor aankomst in Mahansar bezochten we de Rani Sati tempel, een Hindoetempel. De grootste godsdienst in India is het Hindoeïsme. Hindoes geloven in meerdere goden en in reïncarnatie, voor iedere levensfase was er een andere god. Wanneer ze een goed leven geleid hadden, konden ze terugkeren in een betere vorm. Het leven zelf was helemaal niet belangrijk.

Het Hindoeïsme kende drie grote goden:

1. Brahma: schepper van het heelal. Zijn vrouw was Saraswati, zij vertegenwoordigde kennis en wijsheid.

2. Shiva: zorgde voor de opbouw en de afbraak. Shiva kon voorgesteld worden als slang of als stier. Als een Indiër gele verticale strepen had op het voorhoofd of een beginnend maantje in de zwarte haren, dan was het een aanhanger van Shiva. De vrouw van Shiva is Parvati, zij was de schone, de mooie en zij hadden vele kinderen. Parvati had echter ook een andere kant n.l. Burka, zij werd voorgesteld met messen.

3. Visnu: de behouder van het oude, het goede. Visnu kende heel wat reïncarnaties waaronder Krishna en Buddha. De vrouw van Visnu was Laksmi, zij vertegenwoordigde rijkdom.

De Rani Sati tempel was een uitgestrekt complex maar binnen in de tempel mocht niet gefilmd worden. Toen we buitenkwamen, zagen we een hele groep schoolkinderen met hetzelfde uniform, dit was nog een overblijfsel van de Engelse tijd.

Rond 17u30 kwamen we aan in Mahansar. Hotel Naryan Niwas Castle was een oud fort waar de opbrengst van de kamerverhuur gebruikt werd voor het verdere renoveren ervan. Alle kamers waren anders en het was een echt doolhof langs smalle gangen en trappen. Bij onze aankomst kregen we een rode stip op het voorhoofd en een krans rond de hals.

Het diner gebruikten we gezamenlijk met de hele groep en bestond uit: alu (aardappel), codi (bloemkool), schapenvlees, warme tomaat, rijst, zapati’s, dahl (linzen) en een soort pannenkoekje (aardappelcurry).


Dag 4: woensdag 17 oktober

Volgens de brochure van de reisorganisatie zouden we gewekt worden door het geroep van de pauwen in de paleistuinen. Dat gebeurde echter niet want we werden gewekt door keiharde muziek uit een paar boxen.

Om 8u30 vertrokken we naar Bikaner. Onderweg zagen we de Rohida, een boom met oranje bloemen die alleen bloeiden in het najaar.

In Fatehpur bezochten we een haveli. Haveli’s waren rijke herenhuizen met een binnenplaats en vaak mooie fresco’s. Dit gebied was rijk tot de Engelsen kwamen en handelslieden die de route volgden tussen Delhi en Pakistan kwamen tot rust in deze huizen. De haveli die we bezochten, had heel wat muurschilderingen die allemaal een verhaal vertelden. In het huis woonden 2 families en deze lieten toeristen toe tegen betaling. De ene kant van de binnenplaats mochten we niet betreden met schoenen want dit was de kookruimte.

Daarna wandelden we over de markt. Fatehpur was echt chaotisch en een achtergebleven gebied. Mensen leefden hier nog 100 jaar terug in vergelijking met Delhi. Hinduvrouwen waren veelal gesluierd en moslimvrouwen waren volledig in het zwart gekleed. Kinderen kwamen als vliegen rond ons hangen om iets te krijgen. Aan de markt gebeurde de voorbereiding van het Durga festival dat de volgende dag zou aanvangen en negen dagen zou duren. Er was terug keiharde muziek.

Dit was al een heel ander India dan we in Delhi gezien hadden. De meeste mensen waren analfabeet en hadden geen flauw benul van tijd. Velen wisten gewoon niet welke dag, maand of zelfs jaar het was. Ze maakten zich daarover ook hoegenaamd geen zorgen en leefden gewoon hun leven.

Terug onderweg zagen we het landschap veranderen in woestijn, dorre struiken, weinig bomen en mul zand dat lag te zinderen onder de gloeiende zonnestralen.

’s Middags lunchten we in een restaurant met zwembad en na nog een uurtje rijden kwamen we aan in Bikaner. Bikaner werd gesticht in 1488 en ademde een echt Indiase sfeer uit. Er kwamen weinig toeristen omdat het te ver van Delhi gelegen was. Het telde 900.000 inwoners en vroeger was het een belangrijk rustpunt voor de karavaanroutes tussen India en Centraal-Azië. Eerst bezochten we het Junagarth fort dat gebouwd werd tussen 1588 en 1593. Rond het fort stond een 986 meter lange muur. Binnen in het fort waren heel wat fresco’s, miniaturen, schilderijen en overblijfselen van de Maharadja families. Met een gids maakten we een rondleiding van een goede 2 uur.

Bij het verlaten van het fort werden we bestormd door kinderen en bedelaars. De kinderen raakten steeds onze voeten aan en wreven erover met hun handen. Later hoorden we dat dit een teken van respect was. In feite was het niet te doen om iets te geven want ze kwamen met tientallen op ons afgestormd. We zagen een meisje met olifantenvoeten, echt afgrijselijk. De moeder maakte gebruik van de handicap van haar dochter door steeds de aandacht te vestigen op de voeten van het kind en zo geld los te peuteren.

Ons hotel Bayron Vilas was het vroegere huis van de premier van de maharadja. Alle kamers waren ook weer verschillend. ’s Avonds hadden we terug een gezamenlijk buffet.

 

Dag 5: donderdag 18 oktober

Met een taxi reden we naar de fascinerende rattentempel van Karni Mata in Deshnok. Karni Mata was een reïncarnatie van Durga en leefde in de 14e eeuw. De ratten waren reïncarnaties van verhalenvertellers en de tempel was een belangrijk pelgrimsoord. De pelgrims brachten suiker, maïs en kokosnoot mee om de ratten te voeden en in ruil kregen ze een tikka op het voorhoofd terwijl de ratten over hun voeten liepen want schoenen waren niet toegelaten. Het zien van een witte rat bracht geluk en als er een witte rat over je voeten liep, dan was je gezegend voor tien levens. Wij hadden geen geluk want we zagen er geen.

Onderweg naar Deshnok en terug zagen we hele families langs de kant van de weg met stapels dekens en huisraad. Zij hadden geen huis en sliepen en leefden gewoon in de velden.

Om 11u30 vertrokken we met de bus naar Jaisalmer. Het was een lange rit met weinig afwisseling en we zagen een desolaat landschap met weinig groen, verdord gras en struiken, alleen de aak bleef overeind in dit woestijnlandschap. Zelfs de kamelen, geiten, koeien en honden zochten de weinige schaduw van de struiken op om zich neer te vlijen want in de zon was het geweldig heet. Deze morgen om 9u stond de thermometer al op 30 graden!

Ongeveer halverwege zagen we een hele groep kamelen met kamelendrijvers. Volgens Marian was dit een meevaller want dit zag je heel zelden.

Om 18u arriveerden we in Hotel Dhola Maru in Jaisalmer. Jaisalmer was een typische woestijnstad en werd ook wel de “gouden stad” genoemd omdat de schoonheid van de stad perfect harmonieerde met de goudgloeiende woestijn.

De stad stamde uit de 12e eeuw en aangezien het de laatste plek en een strategisch punt was op de kamelenroute stonden er rijke haveli’s. Op dit ogenblik haalde het zijn inkomsten uit het toerisme. Er was ook een militaire basis.

Heel India kende weinig of geen privacy. Iedereen leefde op straat en bussen en riksja’s zaten altijd overvol. Mensen waren nooit alleen, ook bij de rijken was dit zo want hele families leefden in hetzelfde huis en sliepen in dezelfde kamer.

Heel normaal was dat 2 mannen hand in hand of omhelsd door de straten liepen. Dit betekende niet dat zij een relatie hadden maar dat zij goede vrienden waren.

In India was de bioscoop heel populair. Iedereen, rijk of arm, ging naar de bioscoop. In alle films stond het gezinsleven voorop, men werd verliefd, er kwamen problemen maar altijd was er een happy end. De oudere mensen werden geëerd en het Hindoeïsme stond voorop. Maar de laatste tijd kwam daarin verandering want India werd moderner. Al wat Amerikaans was, was goed. Het lichte vermaak zoals housemuziek en dergelijke kwam in opmars. Alle filmmuziek werd steeds een kassucces. De films waren echter niet logisch opgebouwd, het ene moment stonden de hoofdrolspelers aan het strand en het volgende in de sneeuw. De gemiddelde duur van een film was 3,5 uur.

’s Avonds aten we met de hele groep in restaurant Trio, een goed restaurant met Indiase en continentale gerechten.

 

Dag 6: vrijdag 19 oktober

Met een riksja reden we naar het fort en aan de poort werden we bestormd door verkoopsters van enkelbandjes. Het was een kleine steile klim naar boven en binnen in het fort was een klein dorpje met smalle straatjes, winkeltjes en huizen. Het was er kalm want voertuigen waren niet toegelaten.

Het fort werd gebouwd in 1156 en er stonden ook 7 jaintempels uit de 12e en 15e eeuw. De tempel opgedragen aan Chandraprabhu was echt prachtig. Hij werd gebouwd in 1509 en er waren fijne sculpturen van zandsteen. In het midden stonden 12 afbeeldingen van Ganesh. Op de eerste verdieping zagen we 108 marmeren afbeeldingen van Parasnath. Achter deze tempel stond een tempel opgedragen aan Parasnath maar hier waren niet-jains niet toegelaten.

We liepen een paar uur rond in het fort en bij het verlaten ervan werden we terug bestormd door de verkoopsters van enkelbandjes. Ze boden er 6 aan voor 100 Roepies maar we zagen al op het eerste gezicht dat het rotzooi was en dat kon ook niet anders voor die prijs.

Daarna dwaalden we door de nauwe straatjes en proefden de sfeer van het Indiase leven. Talrijke straatventers probeerden hun waren te verkopen terwijl voetgangers, fietsers, riksjarijders, kamelenkarren en heilige koeien kris kras langs elkaar passeerden.

Jaisalmer stond bekend voor zijn spiegelkussens en ook in kleden, tapijten en handtassen waren kleine spiegeltjes verwerkt.

Een eindje buiten de 5 km lange stadsmuur was het postkantoor. De bediende haalde een grote houten bak met de poststempel erin en hij stempelde onze kaarten af terwijl we erbij stonden want anders bestond de kans dat de postzegels er terug afgeweekt werden. Daarna namen we een riksja terug naar het hotel om ’s avonds terug te keren naar restaurant Trio waar we met ons tweetjes tandoori thali aten. Het was lekker met veel vlees want meestal serveerden ze een hoopje beenderen met weinig vlees eraan.


Dag 7: zaterdag 20 oktober

We hadden een rustige morgen want we reden pas om 9u30 weg. We reden terug richting oosten en zagen weer het desolate landschap van de vorige dagen. Het was echt heel warm en rond de middag wees de thermometer 41 graden aan.

Na de middag stopten we in een klein dorpje dat midden in de woestijn lag en daar hadden we gelegenheid om in een huis te kijken. Het was voor ons onvoorstelbaar dat hele families op zo een kleine oppervlakte konden samenleven. Dat konden wij ons gewoon niet inbeelden want wij westerlingen waren teveel gesteld op onze privacy. Tijdens ons bezoek verzamelde zich daar bijna het hele dorp. Wat wel opviel, was dat we alleen vrouwen en kinderen zagen, waar de mannen zaten dat wisten we niet.

Rond 15u30 arriveerden we in hotel Royal Palace in Jodhpur. De stad telde ongeveer 1 miljoen inwoners en werd de Blauwe Stad genoemd. Verschillende huizen waren in een pastelblauwe kleur geschilderd omdat men vroeger dacht dat blauw de insecten weerde. Jodhpur lag aan de rand van de Thar woestijn en had ook een verdedigingsmuur en een fort en werd gesticht in 1485.

Met de hele groep reden we met riksja’s naar het centrum, naar de Clock Tower en Sadar Market. De riksja's  waren hier heel mooi versierd met zilver- en goudkleur. Er waren ook lange riksja’s maar deze mochten niet in het centrum komen.

Bij het uitstappen kwamen we in een geweldige drukte en mensenmenigte terecht. De eerste paar minuten overviel het ons gewoon en stonden we even verstomd.

We gingen dan Lassi proeven, een yoghurtdrank. Men liet de melk een nacht staan met theedoeken eroverheen en de volgende ochtend deed men er yoghurt bij met verschillende kruiden. We gingen ook een kruidenwinkel bezoeken met ontelbare kruiden en verschillende soorten thee. De handelaar vroeg onze e-mailadressen om recepten op te sturen en dat deed hij inderdaad want de volgende dag was de e-mail al geleverd. Jodhpur was trouwens bekend om zijn kruiden maar ook voor zijn antiek. Hier kon men immers prachtige antiek kopen.

’s Avonds gingen we met de hele groep eten in het gezellige, sfeervolle hotel Ratan Vilas.

 

Dag 8: zondag 21 oktober

Om 8u ’s morgens vertrokken we met de jeeps naar de Vishnoi dorpjes. Deze dorpjes waren afgezonderd van het wereldse en stonden bekend voor hun conservatieve levensprincipes. Er waren 29 dorpjes die ver uit elkaar lagen en deze mensen kwamen nooit in Jodhpur. Zo had men het dorp van de pottenbakkers, opiumdrinkers, wevers, jagers enz. Deze mensen hadden bepaalde levensprincipes zoals vegetarisme, het beschermen van dieren en bomen en het dragen van bepaalde klederdrachten. Alle dorpen waren vegetarisch behalve het dorp van de jagers.

In het eerste dorp waren we getuige van een opiumceremonie. We zagen hoe de opium vermengd werd met water en daarna werd het gedronken. Opium scheen goed te zijn voor de darmen maar het maakte ook slaperig. Oude mannetjes gebruikten het de hele dag door. Bij huwelijken werd het soms gegeven aan de bruid en bruidegom om de zenuwachtigheid weg te nemen en alles verliep daardoor trager en meer relax.

Tijdens deze excursie zagen we gazellen, antilopen en chinkaras (herten). DE Syberische kraanvogel zagen we aan het meer van Guda Vishnoi.

In een volgend dorp was de Heilige Man aanwezig. Deze kwam 1 maal per jaar om het aantal plaatsgevonden geboortes en overlijdens te noteren en de namen te controleren. Het leek een beetje op het bevolkingsregister van bij ons.

In het weversdorp Salawas kregen we van Roopraj die vermeld werd in de Lonely Planet een weefdemonstratie.

Bij de familie waar we de lunch gebruikten, kregen we een demonstratie hoe we een tulband moesten maken. Deze bestond uit een doek van 9 meter lang en 1 meter breed die telkens om het hoofd werd gevouwen. De mannen droegen de tulband om zich in de zomer te beschermen tegen de zon en de hitte. In de winter werd de doek voor het gezicht gevouwen en beschermde hij tegen de koude. De tulband werd ook gebruikt als kussen om te slapen en ze legden dan een stukje voor het gezicht tegen de muggen.

Na de jeepexcursie reden we met de jeeps naar het Meherangarh fort. Van boven hadden we een prachtig uitzicht over Jodhpur. We begrepen nu waarom het de Blauwe Stad genoemd werd want we zagen inderdaad de overwegend pastelblauwe kleur van de huizen.

Het fort zelf hebben we niet bezocht want we gaven er de voorkeur aan om door de straten te dwalen. Langs een smal weggetje daalden we af naar de stad en daar kuierden we nog een tijdje over de markt waar we specerijen en kruiden kochten. Daarna gingen we in On The Rocks een biertje drinken samen met Kees, Loes, Gert en Milly.

’s Avonds gingen we met dezelfde mensen en ook Herby erbij eten in hetzelfde restaurant. We aten er in de tuin, wat trouwens heel gezellig was.

 

Dag 9: maandag 22 oktober

Om 8u vertrokken we met onze bus naar Udaipur.

Onderweg zagen we een hele groep mensen die onderweg waren naar de tempel van Ramdevra, die gelegen was op de weg tussen Jodhpur en Bikaner. Het was een heel eind lopen maar deze mensen bleven altijd maar verder lopen tot ze er aankwamen, zonder een pauze te nemen. Ze hadden vlaggen mee en de vrouwen waren gekleed in prachtige kleurrijke sari’s en de mannen droegen mooie, grote tulbanden.

Rond de middag bezochten we de jaintempel van Ranakpur, één van de grootste en belangrijkste jaintempels in India. De Chaumukha Temple, opgedragen aan Adinath, was de hoofdtempel en werd gebouwd in 1439. Deze marmeren tempel had 29 hallen die ondersteund werden door 1444 pilaren waarvan er niet één dezelfde was. De Buddha’s in het midden van de tempel mochten we niet fotograferen. Deze tempel was meer dan prachtig, het was echt een juweeltje.

Het Jainisme telde ongeveer 3 miljoen aanhangers vooral in Noord-India. Zij hingen geen god aan en kantten zich tegen het kastensysteem van de Hindus. Levende wezens waren heel belangrijk, zij doodden geen enkel levend dier zelfs geen mieren. Sommigen droegen een doekje voor de mond om te verhinderen dat ze vliegen zouden inslikken.

Binnen in de tempel mochten geen lederen voorwerpen zoals portefeuilles, sigaretten of water meegenomen worden. En uiteraard moesten we ook blootsvoets (of met kousen) de tempel betreden.

Rond de tempel zaten heel wat apen. In vroeger tijden viel ooit een aap van de tempel naar beneden en kwam in een schoorsteen terecht. Dit was natuurlijk een ramp voor de Jainisten aangezien zij leven zo belangrijk vonden.

Na de lunch reden we door het Arawali gebergte. We reden nu steeds zuidelijker en zagen het landschap veranderen. Er groeiden bomen (zelfs palmbomen), bloemen en er was volop groen doordat de grond steeds vruchtbaarder werd. Het water haalden ze uit diepe putten met een emmertjessysteem en een ossenspan. We bezochten er zo één onderweg en het was echt heel mooi om te zien.

Rond 17u kwamen we aan in Udaipur. De bus mocht niet in het centrum en we liepen door de nauwe straatjes naar ons hotel Poonam.

Udaipur werd de Romantische Stad geboemd. Er waren ontelbare dakterrassen van waar we een prachtig uitzicht hadden over de stad en het Pichola meer met het Lake Palace Hotel.

Het Lake Palace Hotel was ooit de locatie waar de James Bond film Octopussy opgenomen werd. Het was op dit ogenblik een luxehotel voor de superrijken met fonteinen, verschillende restaurants en zelfs een zwembad. Men betaalde er gemakkelijk 18.000 bef per nacht.

’s Avonds lunchten we met zeven personen op het dakterras van Anna restaurant. Omdat we bier wilden drinken en de eigenaar zijn klanten niet wou verliezen, werd dit vlug geregeld en ging hij bier halen in een winkel. Nadien zei hij dat we het aan niemand mochten vertellen want het was illegaal en hij zou beboet worden.

Hier in Rajasthan was het de gewoonte dat niet iedereen tegelijk zijn eten kreeg. Dit was zo als we met twee gingen eten maar dit gebeurde zeker als we met een paar mensen gingen eten. Zo hadden Herby, Milly, Gert en Loes hun eten al op toen Kees en wij het onze nog moesten krijgen. Achteraf kregen we de gezamenlijke rekening: voor 7 personen bedroeg de prijs van het eten 560 Roepies, voor het bier betaalden we 1100 Roepies, bijna het dubbele. Het eten was hier in India echt spotgoedkoop en bier was duidelijk een luxeproduct.

Toen we terugliepen naar het hotel was het Durga festival aan de gang. Dit festival duurde 9 nachten en kleine kinderen dansten en sloegen met stokjes tegen elkaar aan op het ritme van de muziek. Sommigen waren gekleed als prinsjes en prinsesjes, echt prachtig. Andere kinderen liepen in hun gewone klederen maar iedereen was volop aan het feesten.


Dag 10: dinsdag 23 oktober

Deze morgen konden we lekker uitslapen en daarna gingen we internetten en e-mails versturen. Nadien dwaalden we door de straten van de stad. Het viel op dat Udaipur al meer ingesteld was op toeristen want de toeristenindustrie draaide op volle toeren en er waren ontelbare winkeltjes. Udaipur was gekend om zijn zilveren juwelen en miniatuurtjes geschilderd op zijde. We bezochten een “School of Arts” waar men bezig was met het beschilderen van de zijde. De verf die gebruikt werd, was waterverf en de penselen waren gemaakt van de haren van een eekhoorn en er werden alleen natuurlijke kleuren gebruikt. Er waren echt prachtfiguren bij. We zagen ook miniatuurtjes geschilderd op katoen, marmer, hout, papier en zelfs op bladeren van bomen.

Verder verkochten ze in Udaipur werkelijk alles zoals textiel, tapijten, houten figuren en marmeren voorwerpen. Er waren ook boekhandels met allerlei boeken en soorten papier, er was zijdepapier, bloemenpapier en bananenpapier.

We namen een kijkje in de Shree Jagdish tempel, een kleine tempel met de afbeelding van de god Vishnu. Daarna gingen we naar het washing ghat, een wasplaats voor vrouwen die zich wasten in het water van het Pichola Meer.

’s Namiddags deden we het rustig aan want om 17u45 moesten we verzamelen voor het dinerbuffet in het Lake Palace Hotel. Om aan de oever van het meer te komen, moesten we langs het City Palace lopen. Dit was echt een indrukwekkend complex dat grotendeels gebruikt werd als museum. In een salon moesten we wachten tot de boot kwam die ons naar het Lake Palace zou brengen. De ontvangst met lakeien was geweldig en we waanden ons even in de wereld van de superrijken. In de bar Amrit Sagar konden we iets drinken in afwachting van het dinerbuffet dat zou plaatsvinden in het Jharokha restaurant. Tussendoor konden we een kijkje nemen in de tuin met vijver, fonteinen en ontelbare kleine koepeltjes en het zwembad. Er was ook een voorstelling met danseressen en een poppenspel.

Het buffet zelf was schitterend met soep, allerlei vlees, groenten, rijst, brood en desserts. De architectuur van het Lake Palace Hotel was subliem met een heleboel wit marmer en prachtige afbeeldingen aan de muren. Het was werkelijk één van de meest exotische hotels ter wereld. We maakten ons wel de bedenking of het hotel wel op zijn plaats was in een arm land als India.

 

Dag 11: woensdag 24 oktober

Deze morgen bleek dat een aantal groepsleden de afgelopen nacht diarree hadden. Dit maakte duidelijk dat het eten in een luxehotel of restaurant ook niet altijd safe was.

We vertrokken al heel vroeg naar Pushkar en onderweg hadden we eerst een theestop en de lunch gebruikten we in het Kaleva Restaurant. Er kwam nog een groep toeristen binnen en daar waren ze duidelijk niet aan gewend want ze moesten een doos openen met nieuwe glazen. Toen de glazen op tafel werden gezet, zagen we dat er bij sommige glazen nog een stickertje zat aan de zijkant. Na de maaltijd gaven ze anijszaadjes om op te knabbelen, dit was goed voor de spijsvertering. Ook pan was daar goed voor, dit was een blad dat men dichtvouwde met allerlei kruiden erin en hierop moest men dan 10 à 15 minuten kauwen en daarna uitspuwen. De Indiërs gebruikten deze pan een paar keer per dag en dan gaf het een rode kleur af aan de tanden.

De chauffeurs in India waren echte kamikazepiloten. Ze kenden alleen maar plankgas. Plankgas betekende stoer. Vertragen wilde zeggen dat men een doetje was en stoppen was wel een complete afgang. Het rijden gebeurde altijd onder luid claxonneren. De claxons bestonden hier in allerlei tonen en geluiden.

Onderweg stopten we bij een English Wine Shop om locale whisky en gin te kopen, 250 Roepies voor een fles van 75 cl.

Rond 15u30 kwamen we aan in Jagat Singh Palace Hotel. Het was een juweel van een hotel met een grote receptie, mooie en grote kamers en een rustige tuin met bloemen en fonteinen, er was zelfs een zwembad. Bij aankomst kregen we een krans rond de hals gelegd die gemaakt was van echte rozen. De geur ervan was heerlijk en overweldigend.

Na de bagage op de kamer gebracht te hebben, gingen we naar het meer. Pushkar was echt een heilige plek en het was ook de enige plek waar Brahma zich gemanifesteerd heeft. Over het ontstaan van het meer bestonden 2 verhalen:

Het eerste vertelde dat er een traan uit Brahma’s ogen viel en op die plek ontstond het meer.

Het tweede verhaal vertelde dat Brahma 3 blaadjes van de lotusbloem, het symbool van God, liet vallen. Op de plaats waar ze de aarde raakten, ontstonden 3 meren waarvan het belangrijkste het Pushkar Meer was.

In Pushkar stonden meer dan 100 tempels en er waren ook gasthuizen voor pelgrims. Aangezien het een heilige plaats was, waren alcohol, vlees en eieren verboden. Er reden ook geen riksja’s. Rond het meer waren verschillende ghats, dit waren trappen die uitmondden in het water en gebruikt werden als badplaats. Aan één van de ghats, waar trouwens geen kat te bespeuren viel, werden we op een heel onvriendelijke en zelfs agressieve manier weggejaagd. We mochten ook niet fotograferen.

Rond het meer zaten of liepen verschillende sadhu’s, heilige mannen die door India dwalen en mediteren om sneller in een andere wereld terecht te komen. Door het gebruik van hasj kwamen ze inderdaad in andere sferen want de meeste waren helemaal stoned. Marian waarschuwde ons voor de Babas, sjacheraars die verkleed waren als hogepriester. Zij boden de toeristen een oranje touwtje of bloemen aan die men dan in het meer moest gooien. Voor deze dingen vroegen ze exorbitante prijzen. Dus de boodschap was: nooit maar dan ook nooit aanvaarden!!

In Pushkar kon men de bhang lassi of special lassi krijgen. Dit was yoghurt met ijswater en bhang, een afgeleid product van marihuana. Als men één glas dronk, dan was men 3 à 5 uur van de wereld weg.

’s Avonds at iedereen in het hotel.

 

Dag 12: donderdag 25 oktober

We hoorden dat José gisteren haar fototoestel vergeten was op de lunchplaats, het Kaleva Restaurant. De bijrijder Partap reed dan samen met een taxichauffeur terug naar het restaurant en bij terugkomst in het hotel hadden ze het toestel inderdaad terug mee. Voor zulke dingen waren de Indiërs nog eerlijke mensen. We vroegen ons af of dit in België of Nederland ook zo zou zijn. Misschien wel maar misschien ook niet.

Deze morgen reden we nogmaals naar het dorpje en het meer. Onderweg zagen we zelfs een dierenkliniek, zoiets verwachtte je helemaal niet in een land zoals India. Pushkar was een levendig stadje met drukke bazaarstraten en we dwaalden door de nauwe straatjes met ontelbare souvenirwinkeltjes met textiel, zilver, koperen voorwerpen en allerlei prullaria.

We wandelden door een heel smal steegje waar allerlei gerechten gefrituurd werden. Heel mooi om te zien maar we hebben er ons niet aan gewaagd want Marian had ons in het begin van de reis gewaarschuwd voor het eten aan de straatstalletjes.

We zagen een melkboer op de fiets. De kannen melk waren vastgemaakt aan de zijkant van zijn fiets en zo ging hij van huis tot huis. Hier zagen we echt van die magnifieke en authentieke taferelen.

Achter het hotel was een sloppenwijk en toen we klaar stonden om te vertrekken, kwamen een paar kinderen bedelen voor balpennen. We deelden er een paar uit maar hier in India was dit niet leuk. Ze hadden nooit genoeg en waren nooit tevreden. Gaven we één balpen, dan wilden ze er twee, ofwel wilden ze er ook geld of chocolade bij. Wanneer we balpennen uitdeelden aan een groepje kinderen dan was het een geruzie en geduw onder elkaar om zoveel mogelijk balpennen te verzamelen. Hier gold duidelijk het recht van de sterkste en de zwakkeren bleven dan achter zonder balpen.

Om 12u30 vertrokken we naar Jaipur waar we aankwamen rond 17u. We logeerden in Chirmi Palace Hotel. Jaipur was de hoofdstad van Rajasthan en Jai betekende overwinning. Het werd ook de Roze Stad genoemd. In vroeger jaren was ooit de Prins van Wales op bezoek geweest in Jaipur en ter gelegenheid van dit bezoek besliste de maharadja om de stadsmuren en de huizen van de oude stad roze te laten schilderen. Nu nog altijd mochten de bewoners van de oude stad de kleur van hun huizen niet veranderen.

In Jaipur gebeurde alles op straat, het kabinet van een tandarts en ook operaties gebeurden gewoon op straat.

Jaipur was heel modern, toch naar Indiase normen. Hier zagen we ook vrouwen per auto rijden, elders in Rajasthan gebeurde dat (nog) niet. In de stad stonden ook overal paaltjes met de slogans “Keep Jaipur clean”. Er lag nochtans een hoop rotzooi langs de weg. Diezelfde borden zagen we ook in Delhi terug (en trouwens ook de hopen rotzooi).

Aan de benzinepompen stonden altijd lange rijen wachtenden want alles ging heel langzaam. Op straat daarentegen was het een complete heksenketel, fietsers, fietsriksja’s, motorriksja’s, bromfietsers, auto’s, kamelen- en ossenkarren, alles reed door elkaar.

’s Avonds gingen we met 9 personen eten in Restaurant Niros. Er was een heel uitgebreide kaart met continentale, Indiase en Chinese gerechten met kip, schaap, lam en vegetarisch. Ze serveerden geen bier en we mochten er ook niet roken.

Bij het teruglopen naar het hotel zagen we op pleintjes en langs de straten diverse daklozen die zich klaarmaakten voor de nacht. Wanneer ze ons in het oog kregen, klampten ze ons aan voor een aalmoes. De armoede in India was op sommige ogenblikken heel schrijnend en toch konden wij als toerist er niets aan veranderen. Het was ondoenbaar om geld te geven want dan stonden er in een mum van tijd honderden Indiërs rond ons heen.


Dag 13: vrijdag 26 oktober

Om 8u30 vertrokken we naar het Amber Fort. Amber was vroeger de hoofdstad van de deelstaat Jaipur. Het fort lag op een heuvel met uitzicht op een meer. Het werd gebouwd in 1592 en was een mooi voorbeeld van de Rajput-architectuur. Eerst was het even klimmen naar de ingang. Men kon zich ook laten vervoeren met een olifant maar wij gingen te voet.

We liepen een tijdje rond in de zalen, de audiëntiehal, de kleine Kali Temple, de Jai Mandir of hal van de overwinning, de Sikh Niwas of hal van plezier. Op de muren van de zalen stonden decoraties van bloemen en van het leven aan het prinselijk hof. De fijnste soorten marmer waren hierin verwerkt. In de spiegelzaal waren de wanden ingelegd met duizenden spiegeltjes.

Het fort was niet zo indrukwekkend als we gedacht hadden en zo was iedereen vlug terug beneden. Daar stonden verkopers van kleine olifantjes op ons te wachten. Deze waren best aardig met kleine spiegeltjes en steentjes en zo kochten we er 5 stuks voor 50 Roepies.

Op de terugweg bezochten we een tapijtweverij, we kregen een demonstratie van het spinnen van de lams- en schapenwol, het weven zelf en het bewerken en afwerken van het tapijt. Ook zagen we hoe figuren geverfd werden op stoffen die dan gebruikt werden voor tafelkleden en servietten. Nadien kwamen we natuurlijk in de verkoopszaal terecht met ontelbare tapijten in allerlei kleuren, maten en kwaliteit. De tapijten waren wel prachtig, bij het bekijken van het tapijt van een andere kant veranderden de kleuren. De prijzen waren niet aan de lage kant maar het tapijt was dan ook onverslijtbaar. Daarna volgden de verkoopshal van de tafelkleden, sjaals, zijden dassen en hemden. Boven was er nog een afdeling met sari’s en kledij. Als iemand een bepaald model of kleur wou hebben, kon het binnen de 2 uur gemaakt worden.

De bus dropte ons in de oude stad voor de Hawa Mahal of het Paleis der Winden. Dit was gebouwd in 1799, maar momenteel bleef alleen de gevel over. Er waren 5 verdiepingen en 953 ramen om de dames van het koninklijk huishouden in staat te stellen de processies en het dagelijkse leven op straat te bekijken zonder zelf gezien te worden.

Het City Palace was dicht omdat het een feestdag was. Dus wandelden we verder naar het observatorium, de Jantar Mantar.

Daarna wandelden we door de oude stad en de bazaars. De oude stad was bijna volledig omgeven door een hoge stadsmuur. De bazaars waren onderverdeeld in domeinen van een bepaalde groep handelaren of handwerklieden zoals marmerbewerkers, textiel, juwelen, stoffen enz.

In de namiddag aten we met zeven personen in een Chinees restaurant, het Golden Dragon. Hier was het eten ook heel lekker maar er was terug geen bier en we mochten er ook niet roken. Na het eten wandelden we terug naar het hotel waar we een biertje dronken in de binnentuin. ’s Avonds was er een poppenspel en daar kochten we 2 grote poppen voor 100 Roepies!

 

Dag 14: zaterdag 27 oktober

Om 7u30 vertrokken we naar Agra en ’s middags hadden we lunch in Baratpur waar we ook fietsen huurden om het Keoladeo Ghana Nationaal Park te bezoeken. In het park dat 29 km² groot was, was een uitgestrekt moerasachtig gebied met een waterrijk vogelreservaat met verschillende vogelsoorten. We zagen bomen vol kleurrijke ooievaars en er waren ook reigers, papegaaien en andere soorten. In de Engelse tijd was het een jachtterrein en het record jagen stond op 4300 stuks vogels en wild in één dag.

Op weg naar Fatehpur Sikri kwamen we in een andere provincie terecht, Uttar Pradesh, ook de heilige provincie genoemd met de Ganges en Varanasi.

We zagen de eerste waterbuffels en de vrouwen droegen minder kleurrijke sari’s dan in Rajasthan. We stopten bij de verlaten Mogolstad Fatehpur Sikri, die gebouwd werd in de 16e eeuw door Keizer Akbar. Fatehpur betekende Stad van de overwinning en Fatehpur Sikri was een stadje met vorstelijke paleizen, een knap staaltje van de Mogol architectuur.

De stad werd echter al vlug na de oprichting verlaten door een gebrek aan watervoorziening. Daarom had het nu de bijnaam “spookstad” want er woonde niemand meer.

Rond 18u30 kwamen we aan in Agra waar het heel druk was en zo stonden we een lange tijd stil in het verkeer. De Indiërs hadden namelijk geen greintje geduld en aan de lichten of straathoeken gingen ze drie of zelfs vier rijen dik staan. Het resultaat was dat het verkeer in tegengestelde richting er niet meer langs kon en zo blokkeerde alles. Er hing een verschrikkelijke walm van uitlaatgassen en mensen zaten met een vertrokken gezicht of met een doek voor de mond en neus in de riksja’s. Waarom de Indiërs altijd zo gehaast waren, was voor ons eigenlijk een raadsel.

Uiteindelijk kwamen we aan in Hotel Amar Yatri Niwas. Agra was de hoofdstad van India tot de 16e-17e eeuw. Daarna hebben de Engelsen van Delhi de hoofdstad gemaakt.

 

Dag 15: zondag 28 oktober

Deze morgen vertrokken we om 5 uur met de motorriksja’s naar de andere kant van de Yamuna rivier om de Taj Mahal te zien bij zonsopgang.

De Taj was één van de mooiste gebouwen ter wereld en werd in de 17e eeuw gebouwd in opdracht van keizer Shah Jahan als graftombe voor zijn geliefde vrouw Mumtaz Mahal die overleed bij de geboorte van haar 14e kind. De constructie begon in 1631 en duurde 20 jaar. Twintigduizend mensen hebben er aan gewerkt. Van sommigen werden later de handen geamputeerd om te verhinderen dat ze ooit nog zo een gebouw zouden maken.

Toen we aan de rivier kwamen, zagen we de Taj opdoemen in het donker en dat was een magnifiek zicht. Als hij in het donker al zo indrukwekkend oogde dan kon het alleen maar beter worden als het licht zou worden. En inderdaad, langs de bedding van de gedeeltelijk uitgedroogde rivier konden we prachtige foto’s maken met de weerspiegeling van het gebouw in het water.

Bij het terugkeren reden we met de riksja’s door een heel klein dorpje. De straatjes waren zo smal dat er amper een riksja doorheen kon. Kleine kinderen joelden en schreeuwden naar ons en weer was dit een prachtige ervaring.

Toen we het kleine dorpje doorheengereden waren, zagen we op straat 3 geverfde ezels lopen. Zij waren versierd met roze, gele en oranje kleuren.

De riksjarijders brachten ons natuurlijk ook naar een winkel waar ze marmer bewerkten. Met een diamanten pen werden de figuren uitgesneden in het marmer. Het marmer werd daarna geslepen op een slijpsteen die door het heen en weer bewegen van een houten stok rondgedraaid werd. Het was een familiebedrijf dat al een paar generaties van vader op zoon overgegaan was. De afgewerkte producten waren echt magnifiek. De marmeren bladen werden in een houder gelegd en zo kon je het gebruiken als bijzettafeltje. Ze verkochten ook kleine marmeren voorwerpen met bloemetjes erin verwerkt zoals olifanten, onderleggers voor glazen en kleine potjes.

In de namiddag gingen we de Taj Mahal zelf bezoeken. Bij de ingang stond een enorme rij wachtenden maar het bleek dat buitenlandse toeristen niet moesten aanschuiven. Tenslotte betaalden wij dan ook een pak meer dan de Indiërs. Eigenlijk hadden we nog geluk want 2 jaar geleden gebeurde er iets vreemds in India. De toegangsprijzen voor monumenten werd gewoon vertienvoudigd. Eerst betaalde men 100 Roepies voor de Taj Mahal en ineens was de toegangsprijs verhoogd tot 1000 Roepies. In oktober 2001 ging deze exorbitante prijs plots weer naar beneden met als resultaat dat we 750 Roepies per persoon betaalden.

Bij de toegangspoort werden de sigaretten van Freddy nog in beslag genomen want er mochten geen batterijen, koekjes, water, lucifers, sigaretten of elektrische apparatuur mee binnen gebracht worden.

Aan de eigenlijke toegangspoort tot de Taj hadden we nog een hele discussie met een bewaker dat ik mijn videocamera moest afgeven. We waren er nochtans mee door de security check gekomen. We beschuldigden de bewaker ervan dat hij dit deed om geld los te krijgen en dat was waarschijnlijk wel het geval want hij drong niet langer aan.

Vooraan zagen we het meertje waarin de Taj prachtig weerspiegeld werd. Het gebouw was geheel uit wit marmer opgetrokken en ingelegd met halfedelstenen en zwart marmer. Het gebouw stond op een marmeren platform met 4 minaretten eromheen. De minaretten stonden iets naar buiten geheld om te voorkomen dat ze op de Taj zouden vallen als er iets zou gebeuren. De minaretten waren puur decoratief want de Taj was geen moskee maar een graftombe.

Binnenin bezochten we de tombes van Mumtaz Mahal en haar echtgenoot Shah Jahan. Alles aan de Taj stond in pure symmetrie maar in het mausoleum was deze symmetrie verbroken door de tombe van de man die hem gebouwd had. Toen Shah Jahan in 1666 stierf, werd zijn tombe immers naast die van zijn echtgenote geplaatst.

De Taj zelf was werkelijk subliem, een pracht van een gebouw. Aangezien het zondag was, waren er ook veel Indiase toeristen. Westerse toeristen waren er niet zoveel. De Indiërs die we zagen, waren allemaal van de gegoede burgerij, dat zagen we aan hun kledij en gedragingen. Hier viel weer duidelijk het verschil op tussen rijk en arm. Veel rijke Indiërs waren werkelijk dik want dat was een teken van welvaart. Deze middag zagen we trouwens in het restaurant een vrouw die zodanig dik was dat ze niet in een gewone stoel paste. De eigenaar haalde een bredere stoel onder algemeen hoongelach van ons en trouwens ook van hemzelf. De rijken gedroegen zich soms ook heel agressief, sommigen hadden zelfs duidelijk een hekel aan buitenlandse toeristen.

Maar al bij al domineerde de pracht en praal van de Taj Mahal. Dit was echt één van die dingen die een mens eens in zijn leven moet gezien hebben. Elk uur en elke minuut dat we er waren, langs welke kant bekeken, veranderde de kleur van het witte marmer door de lichtinval van de zon. Niet te beschrijven gewoon.


Dag 16: maandag 29 oktober

We vertrokken al heel vroeg, om 6u30. Langs de weg zagen we groepjes mannen rond kampvuurtjes zitten. Zij hadden blijkbaar kou terwijl wij het hier ‘s morgens een aangename temperatuur vonden.

We passeerden langs een veld dat blijkbaar gebruikt werd als openbaar toilet. Mannen zaten in groepjes en op rijtjes hun behoefte te doen. Het was een heel lachwekkend gezicht, al die gehurkte mannen bij elkaar.

We kwamen weer in een andere provincie terecht n.l. Madhya Pradesh. Aan een brug was een wegblokkade, de personenwagens konden doorrijden maar bussen en vrachtwagens moesten omrijden. Later bleek het een omweg van maar liefst 2 uur langs een hele slechte weg. Daardoor zouden we deze avond maar rond 22u in ons hotel arriveren.

We reden over de Chambal rivier en hadden een theestop in een klein dorpje naast een riviertje waarin waterbuffels zaten.

De lunch gebruikten we in Gwalior.

Deze namiddag zagen we de eerste wolken sinds onze reis in India. Altijd hadden we al een hemelsblauwe wolkenloze hemel gezien. Dit betekende echter niet dat het fris was, nee, het was terug broeierig en plakkerig weer.

Sommige vrachtwagenchauffeurs waren echte kamikazepiloten. Op de smalle wegen gingen zij helemaal niet opzij en voertuigen passeerden elkaar op een paar centimeters na tegen een hoge snelheid. We zagen een tractor in het midden van de weg die gewoon geramd was door een vrachtwagen. Het rechterwiel lag een eindje verder.

Rond 19u aten we nog een kleinigheid in een restaurant om dan rond 22u aan te komen in hotel Greenwood in Khajuraho. Het was een lange vermoeiende dag.

 

Dag 17: dinsdag 30 oktober

Deze morgen reden we met gehuurde fietsen naar het dorp en de westelijke groep tempels. De tempels van Khajuraho met het erotische beeldhouwwerk waren de toeristische hoofdattractie van de provincie Madhya Pradesh. Deze tempels behoorden tot India’s mooiste architectuur. Khajuraho was de hoofdstad van de Chandella’s die leefden tussen de 9e en 13e eeuw. In de bloeiperiode werden 85 hoge zandstenen tempels gebouwd waarvan er nu nog 22 over waren. Nadien werd de stad door de jungle overwoekerd en pas herontdekt in de 19e eeuw. De Engelsen met hun preutse opvattingen hebben echter behoorlijk veel vernield.

De toegang van elke tempel was naar het oosten gericht, de plek waar de zon opkwam. Wij bezochten de westelijke groep tempels welke de oudste en belangrijkste tempels van Khajuraho waren.

Daarna wandelden we een eindje door het dorp. Het was geweldig heet.

De handelaren waren weer heel vervelend. Van verkoopstechnieken hadden de Indiërs echt geen kaas gegeten. Als we op straat liepen, zwermden ze als vliegen rond ons heen. We konden niet rustig naar iets kijken en soms kwam de neiging op om ze als irritante vliegen een mep te geven.

Wat wel opviel, was het lage aantal toeristen, dit merkten we al de hele reisduur. Waarschijnlijk was het een gevolg van de Amerikaanse aanvallen in Afghanistan. Hier in India merkte men daar echter niets van. Dit was helemaal niet leuk voor de handelaren die soms maar enkele klanten per dag zagen of zelfs helemaal geen. Voor ons daarentegen was het een meevaller want als men in India iets kocht en men was de eerste klant van de dag dan kon men vaak iets kopen voor een lagere prijs. Een eerste klant bracht immers geluk en daarom verkochten de handelaren iets voor een prijs waarvoor ze het voorwerp anders niet zouden laten gaan.

’s Namiddags zaten we een tijdje in de tuin van het hotel, lekker rustig en relax en ’s avonds aten we er ook. We waren de enige gasten want de rest van de groep ging de stad in.

 

Dag 18: woensdag 31 oktober

Deze morgen vertrokken we om 7u voor een lange rit naar Varanasi. Na een tijdje stopten we in een klein dorpje om het dagelijkse leven te bekijken. We zagen de vrouwen met lege kannen op het hoofd vanuit alle hoeken van het dorp komen aanlopen om water te halen aan de dorpspomp. Nadien liepen ze met de volle kannen op het hoofd terug naar hun huis. Het was niet te geloven hoe deze vrouwen erin slaagden om deze zware kannen water te dragen boven op het hoofd. Sommige vrouwen kwamen aanlopen met sprokkelhout op het hoofd om hun maaltijd te koken.

We zagen een vrouw de vloer bewerken met verse mest, eens opgedroogd zou dit een prachtvloertje worden. Een man was op wandel met een kalfje aan de leiband. Prachtige taferelen.

In een klein hotelletje stopten we voor een drankje en we namen ook een lunchbox mee dat we in één van de volgende dorpjes nuttigden onder veel belangstelling van de plaatselijke bevolking. Hier gaven we ook de fooi aan de chauffeur en de bijrijder voor hun diensten de voorbije weken. De chauffeur had voortreffelijk zijn bus bestuurd, hetgeen een ware heksentoer was in India. Hijzelf en de bijrijder waren altijd heel galant en gedienstig. Zij hielpen ons elke keer om uit de bus te stappen en zij stopten op de meest interessante plaatsen om te fotograferen.

Eerst hadden we eraan gedacht om 2 enveloppen te gebruiken, voor elk één. Maar Marian vertelde ons dat dit een belediging zou zijn voor de chauffeur. Hij bepaalde hoeveel de bijrijder kreeg. Dus staken we elk 400 Roepies in een envelop voor hen beiden.

Het werd een hele lange rit, langer dan we gedacht hadden. De weg was heel slecht zodat de chauffeur traag moest rijden. De laatste 100 km van de ongeveer 400 km lange weg kon hij een beetje gas geven maar daardoor werd het 20u45 eer we aankwamen in hotel India.


Dag 19: donderdag 1 november

Deze morgen vertrokken we met motorriksja’s naar een zijdewinkel in de oude stad. Varanasi stond immers bekend om zijn zijde. De verkoper liet ons prachtige sari’s zien van pure zijde met gouddraad. We zagen een sari die gebruikt werd als bruidssari, de huwelijkskleur was rood of fuchsia. Deze was geheel bewerkt met gouddraad, een echte droom. Ze hadden 2 à 3 maand nodig om zo’n sari te maken. We zagen sjaals, kussenslopen, kleden en zijde per meter. De prijs was afhankelijk van de kwaliteit en het gouddraad maar het was in elk geval niet goedkoop.

Daarna wandelden we door de nauwe en stinkende steegjes waardoor amper een voetganger kon passeren en waar we ook moesten uitwijken voor fietsen, karren, honden en koeien, naar Puja Guest House. Van op het dakterras hadden we een geweldig zicht over de Ganges.

Varanasi was een heilige stad, het was voor de Hindus wat Mekka was voor de moslims. Het was dé stad van Shiva. Vroeger werd het Kashi genoemd en Benares was de moslimnaam want er leefden zowel Hindoes als moslims in Varanasi.

Mensen kwamen naar de Ganges om er te baden, zo werden ze gereinigd van alle zonden en kwamen ze in het Nirwana terecht. Na het bad gingen ze naar de Gouden tempel, gewijd aan Shiva en alleen toegankelijk voor Hindoes, waar ze water van de Ganges sprenkelden over Shiva.

Varanasi werd soms vergeleken met Venetië omwille van de smalle straatjes die een waar labyrint vormden en waar men gemakkelijk kon verdwalen.

In Varanasi sterven betekende het opperste geluk voor een Hindu. Zo waren er in de oude stad bejaardentehuizen maar ook sterfhuizen waar mensen uit alle delen van het land naartoe kwamen om er te sterven.

Aan de ghats zagen we badende mensen in het water samen met koeien en een hele hoop vuil. Mensen wasten ook hun kleren in het vuile water. Wat verder waren de crematieghats, eens het lijk verband was, werd de as in de Ganges gegooid.

Langs de Main Ghat wandelden we naar boven en kwamen we in de hoofdstraat terecht. Daar was het één complete chaos, een doolhof vol winkels, marktkramers, bedelaars, jengelende kinderen, vervelende riksjarijders, voetgangers, fietsers, motorfietsers, hopen vuil, urine- en andere geuren, niet te beschrijven. Het was een echte mierennest van drukte en lawaai.

We namen een motorriksja terug naar het hotel waar we op het dakterras een biertje dronken. Varanasi was een heilige en dus alcoholvrije stad maar in ons hotel was volop bier en sterke drank te krijgen. Het hotel lag dan ook in het Cantonment Area, de betere buurt en een eindje verwijderd van de oude stad.

’s Avonds at de hele groep in het hotel.

 

Dag 20: vrijdag 2 november

Om 5u15 kwam onze wake-up-call want om 5u45 vertrokken we met motorriksja’s naar de oude stad voor een boottocht over de Ganges.

Iedere Hindu, jong of oud, rijk of arm, nam een bad in het heilige water van de Ganges. Zij beschouwden het water als zeer zuiver terwijl wij het een vuile stinkende en smerige poel vonden. Zij spoelden zelfs hun mond met dit water en doken kopje onder.

Het water van de Ganges werd gezuiverd in een waterzuiveringsinstallatie die zich in een toren bevond aan de oever. Dit water werd verdeeld over heel Varanasi dus de bevolking dronk dit water dan ook.

Ondanks het vuil, de afval en de verwelkte bloemen van de pelgrims in het water was het een visrijke rivier. We zagen dan ook veel vissers met netten en er zaten zelfs zoetwaterdolfijnen.

We konden bloemetjes kopen met een kaarsje erin. Dit moesten we dan in het water laten glijden en een wens doen. Als de bloem bleef drijven dan kwam de wens uit. Er werd ons verteld dat deze drijvende lichtjes ’s avonds een magisch zicht gaven over de Ganges.

Aan de Main Ghat, het Dashashvamedh Ghat, zagen we een krioelende mensenmassa. Onder paraplu’s zaten de priesters die de donaties van de pelgrims collecteerden. Ingeval van problemen vb. het niet krijgen van kinderen, konden ze hun wens uitspreken hier aan de Ganges. Sommige mensen scheerden zich ook kaal en offerden hun haar aan het heilige water.

We zagen mannen de was doen. Zij collecteerden de was huis aan huis en één week later werd dit terug aan huis geleverd. Het was goedkoper dan de droogkuis in het nieuwe gedeelte van de stad.

We zagen 2 crematieghats. Voor een crematie betaalde de familie minimum 1500 à 2000 Roepies voor het hout. Arme families hadden dit geld niet en lieten de lijken cremeren in een crematorium aan de oever van de Ganges. Hier gebruikten ze elektriciteit om het lijk te verbranden en het kostte slechts 500 Roepies. Gecremeerd worden betekende voor een Hindu directe bevrijding. De schedel werd verbrijzeld en in de Ganges gegooid.

Religieuzen, kinderen, zwangere vrouwen en mensen die overleden waren aan een slangenbeet werden niet gecremeerd. Verzwaard met een steen werden zij zo in de Ganges gegooid. In elk geval was het interessant en mysterieus om dit alles te zien van op het water.

Na de boottocht wandelden we een eind door de oude stad. Veel mensen woonden hier omdat het goedkoper was dan in het nieuwe gedeelte. Het wandelen door de nauwe straatjes en de stank van rottend afval en koeienvlaaien vermengd met de geur van wierook gaf weer een andere dimensie aan deze India reis.

Vanuit een raam op de hoogste verdieping van een gebouw konden we een blik werpen op de Gouden Tempel. Dit werd beschouwd als de heiligste plek in India.

In de hoofdstraat werden we weer belaagd door bedelaars en verkopers. Soms was het zien van deze arme mensen gekleed in vodden heel schrijnend en waanden we ons terug in de Middeleeuwen.

Om 13u vertrokken we vanuit het hotel naar het treinstation voor onze nachttrein naar Delhi die om 14u10 zou vertrekken. Kruiers droegen onze bagage naar de trein, ze hadden elk 2 rugzakken of tassen boven op het hoofd en sommigen droegen er ook nog één aan de arm. Ongelooflijk welke kracht deze soms erg magere mannetjes toch hadden!

We hadden vierpersoonscoupé’s met slaapplaatsen en airconditioning en aan de andere kant van het gangpad waren nog eens 2 slaapplaatsen. Ze kwamen vrij regelmatig rond met flessen water, cola, thee, koffie, chips en tomatensoep. Rond 16u kregen we de keuze tussen omelette en vegetable cutlet.

Alcohol was in de trein verboden, toch vroegen we aan één van de bedienden of we bier konden krijgen. Blijkbaar was dit wel mogelijk maar we mochten niets zeggen tegen niemand en we moesten het bier uitdrinken met de gordijnen van de coupé dicht. Telkens maakte hij gebaren met de vinger op de mond en het geluid “sssttttt”. We lachten ons te pletter natuurlijk.

Het bier zou om 21u gebracht worden maar we moesten op voorhand betalen. We bestelden 7 flessen en betaalden 150 Rs per fles, één van de duurste flessen bier die we in India gedronken hebben. We bestelden ook kip met curry dat om 20u zou gebracht worden maar uiteindelijk een stuk later kwam. En inderdaad, om 21u kwamen ze stiekem het bier brengen in een witte zak. Vlug, vlug de gordijnen dicht en achter dat gordijn hadden we de dolste pret. Toen het bier op was, moesten we de zak met lege flessen even onder de zitbank verstoppen omdat er een bewaker, compleet uitgerust met een geweer, aan het eind van de coupé stond. Toen die man weg was, kwam de andere man vlug de zak halen en verdween hij er mee zoals een dief in de nacht.

We hadden ook nog whisky en gin bij en die obers keken zich de ogen uit. Wij hebben heel wat afgelachen maar de Indiërs in de trein daarentegen kropen met de kippen op stok. Sommigen sliepen al om 18u.

 

Dag 21: zaterdag 3 november

’s Morgens was iedereen al vroeg wakker want in de trein sliep men nu éénmaal niet zo vast. De trein zou in New Delhi aankomen om 6u30 maar dit werd 7u30. Kruiers droegen onze bagage naar onze bus, ja inderdaad, onze vertrouwde bus met Ramesh en Partap stond ons op te wachten. Ramesh had vanuit Varanasi 20 uur aan één stuk gereden om hier te geraken.

We hadden een ander hotel dan op onze eerste dag in Delhi n.l. Regent Continental, een nieuw hotel. Na een douche wandelden we door Ajmal Khan Road, een winkelstraat. Het was terug een drukte van jewelste maar daar waren we nu al aan gewoon geraakt. Ontelbare verkopers sjouwden rond met hun koopwaar. Het viel ons op dat hier geen koeien liepen.

’s Middags aten we in het hotel. Ze brachten ons eerst de kip en terwijl we dit aten, brachten ze de soep. Hierover maakten we ons al lang niet druk meer, dit was nu éénmaal India.

Om 14u vertrokken we voor een citytrip door Delhi. Deze zou normaal de eerste dag van de reis plaatsgevonden hebben maar door de vertraging was daar niets meer van in huis gekomen. Delhi bood een waaier aan bezienswaardigheden, allemaal van een andere tijd. We reden eerst naar de Lakshmi Narayan tempel, een hindoetempel gebouwd in 1939. De tempel was gewijd aan Vishnu en Lakshmi, de godin van de weelde.

Daarna reden we naar een grote tempel van de Sikhs met het heilige water. Binnen was een heilige man aanwezig die allerlei teksten voorlas. We kregen elk een sjaal want het haar moest bedekt blijven en bij het buitenkomen kreeg iedereen iets zoets aangeboden.

Ramesh, onze chauffeur door Rajasthan, was ook een Sikh. Als kind droegen deze mensen witte doekjes op het haar en als volwassen man een tulband want zij mochten hun haar niet knippen.

Naast de tempel was een keuken waar iedereen kon aanschuiven om te eten, zoveel als hij of zij maar kon. Er zaten een heleboel mensen op de grond hun bord leeg te eten en het eten werd uit emmers op de borden geschept.

Daarna reden we naar de British Building. In de Engelse tijd heette dit Statue of King the sixth. Nu had het de naam Statue of Mahatma Gandhi.

Hier dichtbij stond de India Gate, gebouwd in 1920. India Gate werd gebouwd ter nagedachtenis van de vele Indiase soldaten die gesneuveld waren tijdens de eerste wereldoorlog. Hier waren we in New Delhi want Delhi bestond uit 2 delen: het drukke, chaotische Old Delhi en het door de Engelsen aangelegde New Delhi. We reden door lange rechte en brede lanen met verschillende rijstroken en indrukwekkende regeringsgebouwen en bungalowwijken. Hier en daar waren kleine rustige parkjes met bomen, vijvers en veel groen en daartussen stonden de sloppenwijken omheind met golfplaten, weer het duidelijke verschil tussen arm en rijk. We zagen weer mensen die in hun riksja’s sliepen of in tenten, gewoon omdat ze niets anders hadden. Twintig meter verder stond dan een rijk herenhuis.

Dan reden we naar de Bahai tempel of Lotustempel. Deze tempel werd in 1984 gebouwd in de vorm van een lotusbloem. De lotusbloem symboliseerde bij Boeddhisten en Hindoes zuiverheid en spiritualiteit en rond de tempel was een grote tuin. Oorspronkelijk was dit idee afkomstig uit Iran en er kwam er één in India te staan. Er werd er één gebouwd in Duitsland en de volgende zou gebouwd worden in Chili, Santiago. Van buiten af gezien, was de tempel een echt juweeltje maar binnenin was het een ontgoocheling. We zagen lange rijen met zitbanken waar gelovigen konden mediteren. Binnen viel het echt tegen en binnen een kwartier stond iedereen terug buiten. Bij ons vertrek zakte de zon weg achter de tempel en dat gaf een prachtige gloed.

Bij het rijden door Delhi zagen we dat de stad een echte heksenketel was. In de stad leefden 10 miljoen mensen, geregistreerde dan wel. Hoeveel niet-geregistreerde er leefden, wist niemand. ’s Nachts werden er vaak razzia’s gehouden door de politie. Alle buitenslapers werden weg gemept maar dit bracht geen zoden aan de dijk want zogauw de politie weg was, lagen de daklozen er weer.

Delhi kende ook een nachtleven want er waren nachtclubs waar men kon drinken en dansen tot 6 uur ’s morgens. Deze nachtclubs bevonden zich meestal in de kelders van de rijkere hotels. Het was echter niet goedkoop want er moest entree betaald worden en een fles water kostte er 90 Roepies. In een winkeltje op straat betaalde men hiervoor 10 Roepies en in een hotel 35 Roepies.

Na de citytrip reden we naar hotel Broadway voor de afscheidsavond.

 

Dag 22: zondag 4 november

Om 9u vertrokken we met de bus naar de luchthaven. Onze vlucht vertrok pas om 12u30 maar we moesten 3 uur op voorhand aanwezig zijn.

Bij het hotel stonden 2 vrouwen met 2 kinderen ons op te wachten om te bedelen. Zij waren heel onverzorgd en sjofel gekleed. Het haar van de kinderen was in geen eeuwen gewassen. Zij werden echter weggejaagd met een stok door de bewaker van het hotel.

Onderweg naar de luchthaven zagen we weer dat mensen hier leven op en naast vuilnisbelten. Een schrijnende armoede met aan de andere kant de rijken en hun overvloedige welvaart.

Op de luchthaven kochten we nog Marlboro sigaretten, 12 $ per slof.

Onze vlucht SK 968 met SAS Scandinavian Airways vertrok stipt op tijd. De luchthaven- belasting bedroeg 500 Roepies maar deze zat al in ons ticket inbegrepen. De vlucht was overboekt en wie bereid was om te wachten op de volgende vlucht kreeg zo maar eventjes 800 $ per persoon aangeboden.

Na een voorspoedige vlucht met een uitstekende service landden we in Kopenhagen om 18u10. Daar vertrokken we weer om 19u35 om in Schiphol Amsterdam te arriveren om 21u.

India, love it or hate it!

Wij zijn ervan gaan houden!


We hadden een prachtreis met een perfecte organisatie van Baobab en Marian Muilerman was een uitmuntende begeleidster.