Centraal India reisverhaal

Reisverhaal Centraal India

5 november tot 5 december 2010


Dag 1 en 2: vrijdag 5 november en zaterdag 6 november: vertrek Schiphol en aankomst Delhi

In tegenstelling tot eerdere vluchttijden, zijn de vluchttijden en vliegmaatschappij de laatste dagen vóór vertrek veranderd. We vliegen niet met KLM maar met Lufthansa en in plaats van opstijgen om 11u10, gaat ons vliegtuig maar om 17u20 met als gevolg dat we nu heel veel tijd hebben op Schiphol maar met het nadeel dat we in plaats van ’s nachts te landen in Delhi we nu pas landen om 7u10 ‘s morgens op dag 2.

Beide vluchten van Amsterdam naar München (duurtijd 1u15) en de lange vlucht van München naar Delhi (duurtijd 6,5 uur) verlopen voorspoedig en op tijd.

Bij aankomst hebben we natuurlijk de gebruikelijke bureaucratie van deze landen met het invullen van allerlei documenten. Op die ogenblikken vraagt men zich soms af waarom je in ’s hemelsnaam een visum nodig hebt als naderhand nog van alles en nog wat moet ingevuld worden. We maken ons geen zorgen en ondergaan alles met de nodige kalmte.

In de wisselkantoren op de luchthaven is de koers slecht maar we wisselen toch maar wat geld omdat we niet echt weten of en waar we nog gelegenheid gaan hebben.

Buiten het luchthavengebouw staat Dita, onze reisbegeleidster, ons op te wachten. We krijgen elk een fles koel mineraal water en dat is meer dan welkom want de temperatuur loopt hier al aardig op hoewel het nog vroeg in de morgen is.

Met een grote bus rijden we naar Hotel Regent Continental in de wijk Karol Bagh in Delhi waar we aankomen rond 9u15. Aangezien het nog zo vroeg is, zijn de kamers nog niet klaar en moeten we nog een uurtje wachten, wat iedereen geduldig doet. Ja, we zijn hier nog 4 weken dus waarom zouden we ons druk maken?

In de voormiddag hebben we de eerste briefing met Dita die deze reis door Centraal India al twee keer begeleid heeft en dus goed weet waarover zij praat. De introductie gebeurt in een zaaltje beneden waar de dag voordien een buffet heeft plaats gevonden. Er is nog niets schoon gemaakt en dat is al een eerste kennismaking met India.

Dita geeft ons de nodige info over de reis en is blij dat er in de groep tal van mensen zijn die al in India geweest zijn. India is sowieso al een extreem land om te bereizen en volgens Dita is deze Centraal India reis meer dan zwaar doordat we in een gebied komen waar het toerisme nog wel echt in de kinderschoenen staat. Dat gaan we merken aan vele dingen waaronder de povere accommodatie, de soms lange reisdagen veroorzaakt door de slechte staat van de wegen, gebrek aan toiletten waardoor iedereen gebruik moet maken van “open” toiletten (dus in de vrije natuur). De hele groep wordt stil en je ziet een paar mensen denken “waar zijn we aan begonnen?” Ach ja, we zullen wel zien. We weten dat de meeste toeristen in de provincie Rajasthan komen en dat de plaatsen die we nu gaan aandoen meer authentiek en ongerept zijn. Dat is ook de reden dat we voor deze reis hebben gekozen.

Om 12 uur start de groepsexcursie met stadsrit door Delhi maar de meeste bezienswaardigheden die de rit gaat aandoen, hebben we al gezien in 2001 bij onze vorige reis in India en daarom gaan we op straat een autoriksja regelen voor ons beiden voor een bezoek aan het Rode Fort en de Jama Masjid in oud Delhi. De eerste persoon die we aanspreken, vraagt te veel en wil niets van de prijs afdoen, de tweede persoon zegt dat het vandaag het Diwali festival is en dat het Rode Fort daardoor dicht is.

Op dat moment krijgen we van een mannetje een papier met reclame van restaurant Jade Garden in de handen gestopt. Als we ons omdraaien, zien we het restaurant op de hoek en we besluiten om dan maar eerst een Kingfisher Bier (grote flessen van 640 ml) te gaan drinken en daarna te beslissen wat we dan gaan doen. Het frisse bier smaakt ons heel erg en we maken een praatje met de ober en de eigenaar maar die weten geen van beiden iets van het feit dat het Rode Fort vandaag zou gesloten zijn voor publiek ondanks dat het wel degelijk feest is en met name het feest van Diwali dat 5 dagen zal duren.

We drinken ons bier op en lopen weer de straat op en spreken een derde chauffeur aan waarmee we een akkoord bereiken over de prijs en de af te leggen rit.

De man brengt ons naar het Rode Fort en het is alweer een hele ervaring om door de drukke en chaotische straten van oud Delhi gevoerd te worden. We moeten toch weer even wennen aan  al dat gedoe en de complete chaos, de wirwar van mensen, fietsriksja’s, autoriksja’s, auto’s, bussen, taxi’s, handkarren, heilige koeien die her en der het verkeer belemmeren, de geuren en kleuren maar bijzonder aan de gigantische smog van de uitlaatgassen van al de rijdende voertuigen die ons als het ware de adem beneemt terwijl we onze oren proberen dicht te stoppen om het oorverdovende geluid te temperen van het waanzinnig getoeter van al deze chauffeurs. De leuze is hier: volop gas geven en volop toeteren, alleen remmen voor heilige koeien en de rest van de weg maaien.

De chauffeur brengt ons naar het Rode Fort, stopt aan de andere kant van een drukke weg en gaat daar op ons wachten. Om het fort binnen te komen, moeten we rennen tussen een kluwen van bewegende elementen die voor niets of niemand gas minderen. We zouden nog leren dat de straat oversteken in India altijd gebeurt op gevaar van eigen leven en altijd een hachelijke onderneming is. Aan de toegangspoort om binnen het fort te komen, staat een overweldigende rij mensen, overwegend Indiase mensen. De vrouwen zijn gekleed in mooie kleurrijke sari’s en dat alleen al is het waard om een tijdje te staan kijken naar deze mensenmassa. De stroom bezoekers zal wel te maken hebben met het Diwali feest, maar wijzelf hebben geen zin om zolang in de rij te staan voor een bezoek en dus lopen we rond het fort waar je een wandeling kan maken langs de 2,5 km lange buitenmuur die op sommige plaatsen 30 meter hoog is. Het fort is een mooi voorbeeld van Moghols architectuur.

We lopen weer de drukke weg over, liggen in een deuk van het lachen omdat we zo erg moeten opletten, kijken en op het juiste moment rennen om heelhuids de andere kant te bereiken. Onze tuktuk-chauffeur staat ons netjes op dezelfde plaats op te wachten en brengt ons door een hectisch labyrint van nauwe en smalle straatjes van oud Delhi naar de Jama Masjid. We zien dakloze mensen slapen op de middenbermen terwijl het verkeer langs alle kanten langs hen heen raast en we denken dat India toch nog niet zoveel veranderd is sinds 2001, toch alvast niet in het oude gedeelte van Delhi.

De Jama Masjid of vrijdagsmoskee, is de grootste moskee van India met een binnenplaats van ongeveer 1000 m² en een gebedshal met een capaciteit van 25.000 gelovigen. De moskee is gigantisch en toch wel vrij indrukwekkend met zijn 3 marmeren koepels en 2 hoge minaretten van 40 meter die nog geaccentueerd worden door het afwisselend gebruik van zandsteen en marmer.

Wat ik nogal onaangenaam vind, is het feit dat vrouwelijke toeristen een soort van cape moeten aandoen, een heel kleurrijke cape waardoor iedereen er een beetje als een clown uitziet wat ons de hilariteit van de plaatselijke bevolking op de nek haalt. We worden overal uitgelachen terwijl de plaatselijke vrouwen in mouwloze topjes vrij op de binnenplaats van de moskee mogen rond lopen. Is dit discriminatie? Bij het verlaten van de moskee blijkt dat ik ook nog zou moeten betalen voor het dragen van dat clownspak wat ik dan ook pertinent weiger en wegloop.

Na dit bezoek brengt onze chauffeur ons terug naar de Karol Bagh wijk waar we nog een rondje gaan lopen om de wijk te verkennen en daarna lopen we terug naar het hotel want het is al een lange dag geweest door het geringe slapen in het vliegtuig terwijl hier de hitte toeslaat waaraan we nu nog niet gewend zijn, plus het feit dat we ook nog moeten wennen aan het bizarre leven van een grootstad als Delhi.

We gaan al vrij vroeg eten omdat we vroeg naar bed willen want morgen wacht ons alweer een drukke dag. We eten in een restaurant juist naast het hotel, een restaurant met dezelfde naam maar met het hemelsbrede verschil dat hier bier geschonken wordt en in het restaurant van het hotel niet.

’s Avonds horen we heel wat vuurwerk dat afgestoken wordt ter gelegenheid van Diwali, het feest dat gewijd is aan Lakhsmi, de godin van de voorspoed.

 

Dag 3: zondag 7 november: Delhi – Gwalior - Orchha

Gisteren lagen we wel vroeg in bed maar toch was het een korte nacht omdat onze bagage al om 5u55 in de lobby moet staan. Een kwartier later vertrekken we met onze A/C bus naar het treinstation waar we de trein nemen naar Gwalior, een rit van 5 uur.

We rijden door de (nu nog) stille straten en zien Delhi ontwaken, bedelaars en paria’s of kastenlozen zoeken tussen de indrukwekkende hopen afval die zich langs de straat verzamelen, op zoek naar iets bruikbaar of eetbaar.

Alle huizen en voertuigen zijn versierd met kleurrijke slingers en bloemenkransen, ballonnen en verlichte lampions en kaarsen ter ere van het feest van Diwali. Het is het feest van het licht en deze lichtjes worden geassocieerd met hoop en succes in het leven. 

Naarmate het later wordt, zijn er ook meer mensen te zien in de straten, ze schuiven aan bij eetstalletjes voor het ontbijt of staan gewoon te kijken langs de kant van de weg. In deze landen speelt het leven zich hoofdzakelijk op straat af en dat is niet meer dan logisch als je weet dat hier heel veel mensen leven in sloppenwijken of kamperen onder een zeil dat hen toch een beetje afschermt van alles.

Op zeker moment zien we vanuit de bus aan onze rechterkant een vierkant betonnen blok met daarop een groot bord met het opschrift “Deluxe Toilet”. Spijtig dat we geen blik kunnen werpen binnenin want ik ben toch benieuwd hoe dat luxe toilet er in feite uitziet.

Aan het station is het terug een drukte van jewelste en tussen de massa lopen we een paar trappen op en komen op het perron. Een deel van de groep zit in coach C1, wijzelf  in coach C2 waarbij iedereen een genummerde plaats heeft. Boven de zitplaatsen zijn bagagerekken waar we onze grote rugzakken kunnen opbergen. Alles verloopt vrij goed en na het vertrek van de trein komen ze al gauw rond met brood met ei, koffie, thee en frisdranken.

Bij elk station waar de trein halt houdt, is het een drukte van instappende en uitstappende passagiers waarna telkens de conducteur komt controleren of iedere persoon wel op de juiste zitplaats plaats neemt. Het gebeurt wel een paar keer dat een persoon geen ticket heeft of dat een instappende passagier een andere passagier op zijn toegewezen zitplaats vindt. Dan volgt natuurlijk een verhuis maar alles verloopt ordelijk en rustig.

Het landschap vliegt aan ons voorbij en we kijken onze ogen uit naar het leven van alledag buiten de treincompartimenten. India is speciaal en extreem, dat weten we al sinds onze vorige reis en het is ook de reden waarom we terug keren naar dit land. Het is extravagant, met geen woorden te beschrijven en al helemaal niet aan iemand die er nog nooit geweest is. Indiërs leven op, rond en tussen hun eigen vuil, alles wordt op straat gegooid en zo worden het grote vuilhopen waar kippen, varkens, honden, koeien, geiten maar ook mensen tussen scharrelen. Niets wordt schoon gemaakt, alles wordt achter gelaten, het lijkt of ze die hopen rotzooi gewoonweg niet zien, en als ze het al zien dan maken ze zich er in elk geval geen zorgen over. Sommigen voeren gedurende de hele dag geen moer uit en zitten gehurkt op richels, hangen rond, liggen te slapen, slaan een praatje, slaan alle gebeurtenissen gade maar verder gaat niets vooruit. India zet misschien wel stappen vooruit op een ander gebied maar toch niet kwestie van hygiëne en properheid, daarvoor is nog eeuwen te gaan.

In Gwalior staat de bus ons op te wachten en brengt ons naar Gwalior Fort dat al van ver te zien is omdat het op een steile, 100 meter hoge heuvel ligt. Het is een indrukwekkend fort en vroeger een onneembare vestiging met zijn 10 meter hoge muur. Binnenin zijn kleine vervallen tempels en paleizen maar het buitenaanzicht is heel mooi door de turkooizen schakeringen en figuren op de muren.

Daarna bezoeken we de Sasbahu tempel, “schoonmoeder en schoondochter” genoemd in de volksmond. De grotere tempel (schoonmoeder) is de mooiste met heel gedetailleerd beeldhouwwerk binnen en buiten.

Na deze tempel bezoeken we de Telika Mandir, een 30 meter hoge tempel in diverse bouwstijlen uit de 8e eeuw die van binnen volledig kaal is.

Op de weg terug naar beneden komen we langs de rotssculpturen die dateren uit de 15e eeuw. Er zijn meer dan 25 sculpturen maar het meest indrukwekkend is een rechtopstaande Adinath van 17 meter hoog. Adinath is een tirthankar, één van de grootste Jaïn leraars en heiligen.

Veel van de sculpturen die we hier zien, zijn beschadigd door de moslims die in 1527 binnen vielen.

Na al deze korte blits bezoeken, gaan we om 15u30 lunchen, een vrij late lunch veroorzaakt door het drukke verkeer. In India gelden geen verkeersregels, normaal gezien rijdt men links maar in werkelijkheid wordt de ganse rijbaan gebruikt. Voor de grootste voertuigen (bussen, vrachtwagens, auto’s) geldt het recht van de sterkste, de kleinere voertuigen (brommers, riksja’s, fietsers) hebben echter geen greintje geduld en wringen zich overal tussen om toch eerst te zijn en zo snel mogelijk vooruit te komen. Soms stelt zich dan ook een probleem, alle wegen en doorgangen worden geblokkeerd en dan vragen ze zich af hoe het komt dat er geen doorgang meer mogelijk is. Dan wordt er eindeloos op de claxon geduwd, dat gebeurt anders ook wel maar bij zo een situatie gebeurt het net een ietsje meer. Een westerling wordt horendol van dat lawaai, een Indiër niet.

Dat is ook zo bij een gesloten spoorwegovergang, die wordt ruim op tijd afgesloten en eer de trein passeert, staan langs beide kanten al een ruime rij voertuigen te wachten. Ze zetten zich vier rijen dik en blokkeren de hele rijweg. Als de overgang weer vrij komt, is het een dringen van jewelste want dan moeten ze weer invoegen of ritsen langs hun kant van de rijbaan en dat verloopt niet altijd even elegant.

We vertrekken na de lunch (om 16u45) naar Orchha, een rit van 3,5 uur, als alles goed gaat tenminste want hier in India moet je echt wel met alle mogelijke scenario’s rekening houden. De airco staat keihard (de laagste stand, zegt de chauffeur) dus de airco moet af (daarna wordt het uiteraard warm in de bus), conclusie: de airco heeft dus twee standen en dat is aan of uit. Bij aan zit je te bevriezen van de kou en bij uit wordt het onaangenaam warm. Er is geen tussenweg.

Ondertussen wordt het ook al goed donker buiten en rijden in het donker in dit land is sowieso al een hels gedoe. Zoals al gezegd, niemand houdt zich aan zijn eigen rijbaanvak plus het feit dat er op veel plaatsen wegenwerken aan de gang zijn (is dit India of is dit nu België?) en dat de weg bezaaid is met putten en bulten en zo hobbelen we alsmaar verder. Ik heb de indruk dat de veringen van de bus beter bestand zijn tegen de erbarmelijke staat van het wegdek dan onze rug want herhaaldelijk maken we een “fly over” zodat we lustig van onze stoel vliegen en de lucht in gaan. Op zeker moment kijk ik naar voor en zie drie heilige koeien opdoemen in de lichtstraal van onze bus, de koeien lopen gewoon door, de bus tegemoet terwijl op de andere rijhelft tegenliggend verkeer is. Ik vraag me af wie nu zou plooien, de chauffeur of de koeien? Wel, de chauffeur rijdt vol gas door, trapt op het allerlaatste moment heel hard op de rem waardoor de koeien schrikken en uitwijken naar de andere rijhelft en onze bus geeft vol gas en rijdt door. Ik heb de gelegenheid niet meer om achterom te kijken en te zien wat er met de koeien gebeurt op het andere baanvak. Ik weet nu al zeker dat de heilige koeien hier de baas zijn in het verkeer en niet de grote bussen.

Rond 20u30 komen we aan in Hotel Betwa Retreat in Orchha, een hotel met cottages verspreid in een mooie tuin. Aangezien onze lunch zo laat in de namiddag viel, hebben we nu geen zin meer om nog te eten, we gaan wel nog een Kingfisher drinken in de bar van het hotel waar Noël en Renata zich bij ons aansluiten. Al met al, met het invullen van het dagboek en het drinken van het bier wordt het uiteindelijk 23u30 eer we in bed belanden.

 

Dag 4: maandag 8 november: Orchha, vrije dag

We slapen uit tot 9 uur en lummelen nog een tijdje rond op de kamer, douchen, koffie drinken zodat het uiteindelijk 10 uur wordt eer we op pad gaan.

Aan de Betwa rivier is het terug een drukte van belang (hebben we het al anders meegemaakt in India?) want er is vandaag een feest ter ere van de god Vishnu. Vrouwen, gekleed in hun mooiste en kleurrijkste sari’s verzamelen water en gaan een offer brengen in de tempel voor de god Vishnu. Het is een indrukwekkend en kleurrijk schouwspel en we genieten omdat we dit unieke moment mogen meemaken.

We lopen naar het centrum en bezoeken eerst de Jahangir Mahal waarbij we de brug over de rivier moeten oversteken om deze te bereiken. Het paleis is groot en imposant en gebouwd volgens de stijl van de Bundela Rajputs, het is versierd met sierlijke koepels en Lapis Lazula tegeltjes maar het is slecht onderhouden alhoewel dit ook wel zijn charme heeft en meer de oorspronkelijke staat laat zien.

De Raj Mahal is het tweede van de hoofdpaleizen en heeft een aantal schitterende wandschilderijen van Rama, Krishna en Orchha. Achter dit paleis staan de kamelenstallen en van daaruit hebben we een weids uitzicht over het landschap dat bezaaid is met kleine monumenten. Het doet ons denken aan Bagan in Myanmar maar dan wel veel kleinschaliger en niet zo mooi.

Voorbij de brug stappen we restaurant Betwa Tarang binnen en bestellen een tomatensoep en cheese naan en denken terug aan de vele lunchen die we hadden in 2001 in Rajasthan waarbij we telkens hetzelfde aten. Gedurende deze reis werden we een expert in tomatensoep en tot nu toe is de beste tomatensoep die van restaurant Anna in Udaipur. We zijn benieuwd of iemand gedurende deze reis de soep van Anna kan evenaren of verbeteren?

Het toilet in het restaurant is westers maar zoals gebruikelijk werkt de waterspoeling niet. Er is echter wel een kraantje aan de muur waaraan een darmpje bevestigd is dat leidt naar het toilet. Als ik het kraantje open draai, komt er een straal water uit een klein gaatje in een uitstulping aan de achterzijde van de toiletbril. Normaal gezien zet je dus het kraantje open als je je behoefte gedaan hebt en je nog op het toilet zit, je krijgt dan een straal water tussen je billen en dan kan je jezelf schoon maken met de linkerhand want toiletpapier is onbestaande in deze landen. Aangezien ik dus al recht sta vóór de toiletbril, komt de straal niet tussen mijn billen terecht maar op mijn broek en onderbenen.

Aan de Rama Tempel is het alweer een kluwen van mensen en sadhu’s, stalletjes met tikka poeder, religieuze parafernalia, zoetigheden, chai (thee), allerlei etenswaren en de altijd en overal aanwezige heilige koeien. We nemen de tijd om het hele gebeuren gade te slaan, mensen te observeren en de nodige foto’s te nemen. Sadhu’s bedelen om geld, het zijn heilige mannen, ja wat wil je dan? Ze hebben echter pech want we zijn helemaal niet van plan om hen geld te geven.

Daarna wandelen we een kilometer westwaarts waar we een bezoek brengen aan de Lakhsmi Narayan Tempel waarvan de bouwstijl een mengeling is tussen een fort en een tempel. De tempel bevat een aantal prachtige muurschilderingen van Hindu goden en vanaf het bovenste platform hebben we een weids uitzicht over de omgeving.

Terug in het centrum bezoeken we nog de Chaturburj Tempel die gebouwd is op een massief stenen platform maar algauw hebben we er genoeg van en gaan op het dakterras van Moonlight Restaurant een biertje drinken. De eigenaar vraagt ons om iets in zijn gastenboek te schrijven en bij het verlaten van de zaak krijgen we een kaartje met het verzoek om hem aan te bevelen in de Lonely Planet, welke dé reizigers-Bijbel is. Eens je in dit boek komt, is je broodje zo goed als gebakken.

Het toilet in dit restaurant is ook weer iets speciaal, je krijgt een half kannetje water in de handen gedrukt als je aanstalten maakt voor een toiletbezoek. Het WC hokje is leeg, geen toiletpot en enkel een afvoerputje, ook geen afvalbakje voor toiletpapier (dat enkel gebruikt wordt door toeristen maar het zijn dus wel die toeristen die het restaurant bezoeken)

Wanneer je in de straten loopt in India moet je niet enkel om je heen kijken maar je moet ook goed opletten waar je je voeten neerzet. De straat is bezaaid met drollen waaronder grote koeienvlaaien, kleine “bolletjes”drollen van geiten en schapen, hondendrollen en niet te vergeten de menselijke drollen. Een Indiër kent geen enkele schaamte en doet zijn behoefte waar hij het denkt. Dit is onderdeel van hun cultuur terwijl wij het niet zo gewoon zijn.

We kopen een paar kleine souvenirs en lopen terug naar de rivier en de brug over maar van een spectaculaire zonsondergang met zicht op de Chhatris komt niet veel in huis want er zijn teveel wolken. We gaan dan maar de Chhatris zelf bezoeken, dit zijn Cenotaphen of monumenten opgedragen aan overleden leden van het koninklijk huis. Het zijn geen tombes en waar de echte graven zich uiteindelijk bevinden, weet niemand.

’s Avonds eten we terug in het hotel, gemakkelijk, lekker en niet zo duur. We gaan wel vroeger slapen dan gisteren want morgen wacht weer een reisdag.

 

Dag 5: dinsdag 9 november: Orchha – Khajuraho

Om 9u vertrek maar dat wordt 10 minuten later want de chauffeur krijgt de airco niet aan. Niet dat dit echt van belang is want met de airco aan, is het telkens berekoud. Maar een Indiër is van het principe dat als je betaalt voor airco, deze dan ook ten volle moet werken.

Na 10 minuten is het probleem opgelost en gaat de airco aan met een muffe geur als gevolg die toch wel een tijdje in de bus blijft hangen.

Na een half uur stoppen we in Taragram, een papierfabriek, waar we een rondleiding krijgen met de uitleg over het hele proces van het maken van papier. Op het eind gaan we natuurlijk door het traditionele shopje maar bijna iedereen van de groep koopt iets omdat het ten goede komt aan verschillende projecten voor volkshuisvesting, onderhoud en scholing van kinderen.

In feite wordt het een lange rit, langer dan verwacht, mede door de slechte staat van de weg. We zitten een beetje vooraan en kunnen dus het verkeer gadeslaan. De weg is amper breed genoeg voor 1 grote bus of vrachtwagen met langs beide kanten een strook zandgrond. Daarbij komen dan nog de auto’s, bromfietsers, fietsers, voetgangers en heilige koeien. Soms zien we een vrachtwagen recht op ons af komen om dan op het allerlaatste moment een stuurcorrectie te doen om meer aan de kant en in de mulle berm te gaan rijden. Het zou een goed idee zijn om de weg een meter of twee breder te maken zodat iedereen vlot kan rijden. Heilige koeien hebben altijd voorrang en soms moet er hard op de rem getrapt worden om de koe niet van de weg te maaien. Op zeker moment zien we een vrachtwagen op ons af komen waarvan de stuurcabine half is weggerukt. De chauffeur zit in de open lucht, de bijrijder in het droge! Zulke dingen zie je alleen in India!

Om 14u30 komen we aan in Khajuraho, rijden het vliegveld voorbij (Khajuraho heeft nu ook al een vliegveld om de gigantische stroom toeristen op te vangen. Sommigen komen ’s morgens aan en gaan in de namiddag met het vliegtuig weer weg, van een blits bezoek gesproken!)

Even later arriveren we in het Usha Bundela Hotel, een schitterend hotel met een indrukwekkende lobby en een groot zwembad. We nemen bij aankomst ook afscheid van onze chauffeur en bijrijder want overmorgen krijgen we een andere bus.

Omdat het al zo laat op de middag is, eten we in het hotel wat meteen de duurste maaltijd wordt die we tot nu toe gehad hebben.

Na het eten lopen we de straat op om een tuk-tuk te regelen naar het centrum. De chauffeur zegt dat het 3,5 km is naar het centrum maar we geloven er niets van en zeggen dat het amper een kilometer is. We spreken een prijs af en gaan op weg. Het is inderdaad een eind rijden en hebben het idee dat de chauffeur een omweg neemt omdat ons huidige hotel op dezelfde weg ligt als ons hotel in 2001. Toen zijn we ook al eens in Khajuraho geweest maar het dorp en de omgeving zijn zodanig veranderd dat we het niet meer herkennen. In 2001 was Khajuraho een klein dorp met amper een paar restaurants en hotels en een drietal winkeltjes in het centrum aan de westelijke groep tempels. Ik herinner me nog dat op de weg van ons hotel naar het centrum niets maar dan ook niets was, amper een paar huizen. Nu zijn er brede wegen en rotondes aangelegd van het vliegveld naar het centrum toe dat momenteel één en al winkel en commercieel gedoe is met een irritant gedrag van de verkopers tot gevolg.

We denken met weemoed terug aan het Khajuraho anno 2001 en bedenken daarbij dat massatoerisme meer kapot maakt dan het goed maakt.

Dezelfde tuk tuk rijder staat ons op het afgesproken uur terug op te wachten en brengt ons weer naar het hotel waar we met hem de afspraak maken om ons morgenochtend op te halen voor een rit langs de wereldberoemde erotische tempels. We brengen nog een rustige avond door op onze kamer en genieten van het nietsdoen.

 

Dag 6: woensdag 10 november: Khajuraho, vrije dag

Om 9u staat onze tuk-tuk chauffeur ons op te wachten voor de toer langs de tempels. We willen eerst de zuidelijke en oostelijke groep zien omdat we deze in 2001 niet bezocht hebben.

De eerste tempel is de Chaturbhuja met een 2,7 meter hoog beeld waarvan het bovenste deel Brahma voorstelt, het middelste deel Vishnu en het onderste deel met de gekruiste benen is Krishna.

De Bijamandala tempel is dicht en dus bezoeken we nog de Duladeo Tempel die gewijd is aan Shiva, het is de jongste tempel in de regio en dateert uit de 12e eeuw maar is later wel gerestaureerd.

Van de oostelijke groep bezoeken we eerst de 3 Jaïntempels die samen op een afgebakend terrein staan. De Shantinathtempel is een relatief jonge tempel van ongeveer 100 jaar oud. Binnen in het heiligdom staat een 4 meter hoog beeld van Adinath, de eerste profeet van de Jaïns en op het ogenblik van ons bezoek is er een gebedsdienst aan de gang met muziek en zang.

De Parsvanatha tempel is de grootste van de drie tempels en de best bewaarde hoewel hij dateert uit midden 10e eeuw. De sculpturen op de buitenmuren zijn van een ongekende finesse en schoonheid. Binnenin het heiligdom staat een zwart beeld van Parsvanath.

De Adinath tempel dateert uit een later deel van de 11e eeuw en is, zoals de naam het al doet vermoeden, gewijd aan de profeet Adinath.

Daarna gaan we met onze tuktuk-chauffeur als gids te voet het oude dorpje verkennen. Smalle straatjes, pastelblauw gekleurde huizen, oude mannetjes die voor hun huis zitten te relaxen, vrouwtjes die de afwas doen of eten koken, spelende kinderen, het zijn allemaal dingen die we zien en die de charme van het oude dorpje beklemtonen.

We bezoeken een schooltje midden in het dorp waar 150 kinderen school lopen, een deel in de voormiddag en een deel in de namiddag. De leerkrachten zijn voor een deel vrijwilligers, anderen worden betaald door de overheid. Als we een klasje binnen gaan, staan de leerlingen beleefd op en ze gaan pas weer zitten als wij het hen zeggen. De indeling van het klasje in niet zoals wij het kennen, er zijn geen banken en het lokaal is amper 3 meter breed en 3 meter lang. Meisjes zitten langs de ene kant op de grond en de jongetjes zitten langs de andere kant. Hun boekentassen liggen netjes voor hen op de grond. We schrijven in het gastenboek en geven een donatie om het schooltje verder uit te bouwen en schoolgerei te kopen.

Op straat valt het wel op dat kinderen voordurend vragen naar pennen, chocolade en geld. Soms zijn ze echt opdringerig en dat is natuurlijk het resultaat van het toenemende toerisme en de toeristen die, weliswaar met goede bedoelingen, dit alles geven aan de kinderen. Wijzelf hebben al geleerd om dit niet te doen, het is beter om een hoop pennen te geven aan een schooltje of zo. Het komt op deze manier ook de kinderen ten goede en ze gaan andere toeristen niet lastig vallen als ze beseffen dat het toch geen aarde aan de dijk brengt om te zeuren om bepaalde zaken.

We rijden verder en bezoeken de rest van de oostelijke tempels waarbij we eerst stoppen aan de Javari tempel die dateert uit de 12e eeuw en opgedragen is aan de god Vishnu en vervolgens aan de Vamana tempel, uit de 11e eeuw en opgedragen aan, hoe kan het ook anders?, ja, Vamana.

De kleine Brahma tempel is heel eenvoudig en staat gewoon langs de weg naar het nieuwe centrum van Khajuraho. Op het terras van Blue Sky restaurant, dat ook al bestond in 2001 en uitzicht biedt op de westelijke groep tempels, gaan we een tomatensoep en cheese chapati eten. Deze groep tempels hebben we negen jaar geleden ook al bezocht maar toch gaan we nog eens binnen in het complex dat mooi aangelegd is. De westelijke groep is de meest toeristische maar ook de oudste en de meest interessante.

Alle tempels in Khajuraho zijn schitterende voorbeelden van Indo-Arische bouwkunst en gebouwd door de Chandela’s. De tempels liggen op een verhoogd terras dat men via een trap kan beklimmen. De beelden op de tempels zijn een weergave van seksualiteit en het dagelijkse leven.

We laten ons terug brengen naar het hotel waar we genieten van een welverdiend biertje om in de namiddag terug te keren naar het dorp waar we onze postkaarten naar de post brengen. We laten ze naar goede gewoonte afstempelen door de postbediende en zo hebben we meteen de garantie dat ze er achteraf onze postzegels niet terug afweken. We hopen dat de kaarten vlug in Europa zullen arriveren door de aanwezigheid van een vliegveld hier, achteraf hebben we vernomen dat onze kaarten een goede week later al op bestemming waren, dus dat was een goede keuze.

We brengen nog een laatste bezoek aan het nieuwe centrum waar het terug een drukte van jewelste is met horden toeristen, jengelende kinderen en agressieve en opdringerige verkopers die elke toerist wel in hun eigen shop willen krijgen wat behoorlijk op de zenuwen werkt.

In de ATM halen we geld af en daarna gaan we op jacht naar een zilveren armband. In 2001 kochten we tijdens onze India reis een zilveren ketting in de vorm van een slang. Achteraf had ik er spijt van dat ik er ook niet de armband bij gekocht had. Bij de eerste handelaar waar we binnen stappen, bekijken we een paar armbanden en terwijl ik nog niet eens een keuze maak, begint hij al een prijs af te spreken. Het gaat me nu al te vlug en ik hou niet van dat opdringerige gedoe. We laten de handelaar achter met zijn armbanden en lopen de winkel uit. De tweede handelaar is gelukkig iets gematigder, laat me op mijn gemak een keuze maken en op deze manier is het prettig om zaken te doen.

Daarna gaan we een pizza eten in Bella Italia, een restaurant met dakterras en uitzicht op de Gole market. Langs de markt staan een paar hoge bomen waar ’s avonds duizenden schreeuwende en krijsende papagaaien verzamelen wat een lawaaierig maar amusant schouwspel oplevert.

Na het eten rijden we met “onze” tuktuk-chauffeur terug naar het hotel en we krijgen gelijk over onze bewering dat het hotel amper een kilometer van het centrum ligt. De chauffeur neemt een andere, veel kortere weg en het blijkt dat dit hotel zelfs nog iets dichter ligt dan ons hotel in 2001. We nemen afscheid van hem, geven een fooi voor zijn diensten tijdens ons verblijf hier en houden het de verdere avond heel kalm want morgen wacht ons weer een lange reisdag.

 

Dag 7: donderdag 11 november: Khajuraho – Satna – Pachmarhi Nationaal Park

We vertrekken om 8u aan het hotel en rijden langs de rand van het Panna Nationaal park door bosrijk gebied naar Satna waar we rond 11u aankomen. We hebben nog de tijd om iets te drinken in een hotel waarna we doorrijden naar het station waar we de trein nemen naar Piperiya.

Omdat onze bus pas morgenochtend zal arriveren in Pachmarhi hebben we wat toiletgerief en vers ondergoed in de dagrugzak zitten want de grote bagage blijft in de bus.

Oorspronkelijk zou de trein vertrekken om 12u10 maar die heeft vertraging. Ja, hoe kan het ook anders, daar heeft Dita ons al voor gewaarschuwd. Bij één van haar vorige reizen had de trein zelfs 6 uur vertraging! Aan de andere gezichten zien we dat iedereen denkt van “Oh my God! Laat het deze keer een ietsje minder zijn aub!

We zitten op het perron en wachten terwijl de tijd in feite voorbij vliegt want er is zoveel te zien en te beleven. Overvolle treinstellen lopen het station binnen, de mensen zitten op elkaar gepakt, ze hangen zelfs buiten aan de deuren. In India zijn de deuren van treinen altijd open dus als men zin heeft om zijn hoofd buiten de deur te hangen, dan kan dat perfect. Indiërs hebben ook geen greintje geduld, ze nemen bij het afstappen niet de gewone weg langs de brug over de sporen naar de uitgang, neen, ze lopen over de sporen de andere kant van het perron op, of ze gooien hun bagage door de ramen van de trein bij het opstappen. Het zijn hilarische taferelen en we vragen ons af waarom ze in godswil zoveel haast hebben?

Een jongen veegt alle troep van het perron op de sporen, een andere jongen spuit met een waterslang de sporen schoon zodat alle troep via een geul afgevoerd wordt, vanuit de trein wordt alle troep op de sporen gegooid…. Elk onderdeel herhaalt zich en zo blijft men bezig.

Een paar heilige koeien lopen op de sporen en zoeken iets eetbaars in alle troep die er ligt. We vragen ons af wat er gaat gebeuren als er een trein het station binnen loopt op het ogenblik dat er op datzelfde spoor één of meerdere koeien lopen?

Een paar Indiërs liggen languit op de banken of op het perron te slapen, dit is een tweede natuur van deze mensen, zij kunnen niet gewoon zitten en wachten. Neen, zij gaan liggen, slapen en wachten. Zou er nu geen enkele op die manier zijn trein missen?

Op zeker moment zien we een man die zich begint te ontkleden op de sporen. Hij doet broek en hemd uit en staat in zijn onderbroek waarna hij een doek om zijn middel slaat, daarna ook zijn onderbroek uit doet en zich begint te douchen met een waterdarm waarmee ze ook de sporen schoon spuiten. Na het wassen gaan de kleren weer aan terwijl wij met verstomming en hoogst verbaasd het tafereel gadeslaan. Wij kunnen ons zulke dingen niet voorstellen terwijl wij thuis enkel de kraan moeten open draaien en ook nog de keuze hebben tussen warm en koud water.

Uiteindelijk komt de trein rond 15u het station binnen rijden (de omroepster is al een goed half uur aan het omroepen dat de trein “shortly” zal arriveren, op de duur lacht iedereen want “shortly” kan naar Indiase normen wel wat langer duren dan naar onze westerse normen) We zitten ruim 6,5 uur op deze trein die bovendien een slaaptrein naar Mumbay is dus met open slaapcompartimenten met langs elke kant drie bedden boven elkaar. Wij zitten in een compartiment met 4 Indiërs waarvan de 2 vrouwen al om 16u30 naar bed willen, dit is meer dan met de kippen op stok. De officiële bedtijd in een trein is 21u en aangezien wij wel een plaats hebben maar niet gaan slapen in deze trein kruipen de mannen noodgedwongen ook in hun bed want zodra het middelste bed is opengeklapt is het onmogelijk om te zitten op het onderste. We zien duidelijk dat het tegen hun zin is en na een tijd komen zij terug naar beneden geklauterd en willen dat we met ons vieren op één bank gaan zitten. Maar zo werkt het niet voor ons, wij hebben recht op een plaats en gaan niet op een hoopje kruipen omdat hun vrouwen al willen slapen. Ze zitten dus als lammetjes aan de zijkant, maken na een tijdje hun vrouwen wakker, ruimen het bed op en zitten allen weer braaf op hun eigen zitplaats. Waarschijnlijk hopen ze dat we vlug in Piperiya gaan komen zodat wij kunnen uitstappen maar dan zijn we vrij eensgezind, ook wij hopen om vlug op onze bestemming te zijn.

De Indiërs in ons compartiment lijken ons te behoren tot de meer welgestelde klasse en dat zal ook wel zo zijn want de anderen kunnen het treinkaartje niet betalen. Ze zijn behangen met goud en juwelen en denken duidelijk dat ze verheven zijn boven alle anderen terwijl ze echt boerse manieren hebben zoals het luidop boeren dat ze duidelijk overgenomen hebben van de Chinezen. Negen jaar geleden hebben we dit nergens gehoord in India en nu is het een duidelijke trend bij de betere klasse.

Om 21u30 komen we aan in Piperiya waar de jeeps ons opwachten (echt luxe, 4 personen per jeep en dus plaats genoeg) waarmee we de laatste 50 km naar Pachmarhi moeten afleggen. In het donker is er uiteraard niet veel te zien maar we rijden steeds tussen bomen en bossen op een tamelijk goede weg.

Anderhalf uur later arriveren we in hotel Highlands waarvan de kamers in bungalows gelegen zijn in een uitgestrekte tuin. Volgens Dita is de kamer simpel maar we hebben een badkamer en ook een zithoek en alles is heel schoon. Achteraf zullen we tot het besef komen dat dit één van de beste hotels is geweest gedurende de ganse reis.

Volgens het gebruik hier moet je bier eerst bestellen en dan wordt het in het dorp gehaald volgens de bestelling. Dus bestellen we gelijk elk een fles bier die we uitdrinken op de kamer terwijl ik mijn dagboek bijwerk. Zo wordt het erg laat eer we in bed kruipen maar morgen kunnen we gelukkig uitslapen.

 

Dag 8: vrijdag 12 november: Pachmarhi Nationaal Park, vrije dag

We slapen lang uit tot half negen en lummelen wat rond want we kunnen geen koffie maken omdat de bus nog niet gearriveerd is met onze bagage. We beslissen dan maar om in het restaurant van het hotel te gaan ontbijten en daar koffie te drinken.

Deze middag staat een jeepexcursie naar de Bee Falls en Doopgarh op het programma en zo lopen we eerst het dorpje in en kijken wat rond. Het valt op dat hier wel toerisme is maar dan van de lokale bevolking, Indiërs die hier vakantie nemen omdat het hier koeler is. Pachmarhi is een “hill station” op 1100 meter hoogte en daarom is het hier niet zo warm als op andere plaatsen in het binnenland.

Het eerste internet café waar we binnen stappen, heeft geen elektriciteit maar bij het tweede kan het wel. Voor 15 Rps, wat spotgoedkoop is, verzenden we onze tweede mail van deze vakantie. In India kan je enkel alcohol kopen bij de “Wine Shop” en dus kopen we daar twee flessen bier die we meenemen naar het hotel.

Om 14u staat iedereen klaar voor de jeepexcursie maar we hebben pech want alle jeeps zijn besteld en dus gaat de excursie niet door. Het is hoogseizoen in Pachmarhi en druk. We begrijpen al waarom Indiërs hier op vakantie komen want het is heel warm en de zon schijnt maar toch zweet je hier niet zo overvloedig als in andere delen van India waar de hitte drukkender is.

We gaan dan maar wat rondwandelen door de straten, beetje zitten op een bankje en mensen kijken. Het is hier een leuk plaatsje, men is duidelijk niet zo gewend aan westerse toeristen en niemand valt ons lastig. Ten opzichte van Khajuraho is het gewoonweg zalig! We lopen het dorp door en komen op een zanderige weg waar het soms lastig lopen is omwille van de talrijke jeeps die ons steeds luid toeterend passeren. We zien Nandavan restaurant, een bizar restaurant waar op dat ogenblik veel Indiërs zitten te eten. Het restaurant is omgeven door een draadhek zoals de kooien in een zoo. Buiten de kooien dartelen de apen vrolijk rond en kijken hoe de mensen eten. Het geeft de indruk van een omgekeerde wereld, de mensen zitten in een kooi en de apen erbuiten. Overal in het dorp en ook in de tuin van het hotel zitten apen die soms agressief overkomen en alles stelen wat los of vast zit.

Als we terug lopen naar het hotel zien we voor de eerste keer deze reis een wagen van de vuilophaaldienst. De meeste afval wordt opgeschept met een schop en op een kar gegooid terwijl de rest die blijft liggen, in brand gestoken wordt. Een eindje verder zitten inlandse toeristen naast hun bus het eten te bereiden terwijl ze “genieten” van de walmen van het brandende afval.

In de vroege avond wanneer we alweer in het hotel zijn, barst een enorm onweer los. De elektriciteit valt uit en de regen valt met bakken uit de lucht. Algauw is de elektriciteit weer hersteld maar het blijft nog lang regenen. We beslissen om in het restaurant van het hotel te eten en blijkbaar heeft iedereen van de groep hetzelfde idee. Een deel heeft zin in bier en Dita regelt dat een mannetje van het hotel naar het dorp rijdt en bier haalt. Rare gewoonte, waarom niet op voorhand een voorraad inslaan?

 

Dag 9: zaterdag 13 november: Pachmarhi Nationaal Park, vrije dag

Deze morgen rond 6u is er een hels lawaai veroorzaakt door de apen die over de zinken dakplaten van onze bungalows springen. Of er is een heus gevecht aan de gang of ze houden een loopwedstrijd maar na een tijd houden zij op en wordt het weer rustig.

Rond half tien gaan we ontbijten en houden het verder rustig tot 14u voor de jeepexcursie naar Bee Falls en Doopgarh. Een beetje op elkaar gepropt in drie jeeps rijden we het dorp uit en de weg op naar Bee Falls. Na een tijdje komen we op een slechte weg tussen de bergen en zo hobbelen we verder. Op de parking aan de watervallen staan heel veel jeeps en van daaruit moeten we een aantal ongelijke en moeilijke trappen naar beneden lopen. Eerst komen we aan een paar kleine watervalletjes waar we merken dat wij de enige westerse toeristen zijn samen met heel wat inlandse toeristen. Kinderen en mannen ploeteren in het water. Vandaar kunnen we verder naar de grote waterval en daarvoor moeten we een oneindig aantal trappen naar beneden, langs een smal pad. De trappen zijn veel moeilijker dan diegene die we al afgedaald zijn en we moeten goed uitkijken waar we onze voeten zetten. Soms ontstaat een kleine file want er komen langs datzelfde pad ook mensen naar boven. De waterval is spectaculair en van heel hoog dondert het water met een bulderende vaart naar beneden. Het is er een hele drukte van mensen maar ook hier zijn we de enige westerlingen.

We zijn vele meters afgedaald om de grote waterval te zien dus dat wil ook zeggen dat we die vele trappen ook weer naar omhoog moeten. Dat valt echter best mee en met een paar rustpauzes komen we weer hijgend boven.

Op de parking is het een heel gedoe want alle jeeps blokkeren in feite elkaar op het kleine terrein. Volgens het Indische gebruik komt een jeep aan en parkeert zich, of de andere jeeps er dan uit kunnen, is dan hun zorg niet. Dita maakt zich kwaad op een chauffeur die onze jeep blokkeert en geen aanstalten maakt om zich te verplaatsen. Na een tijdje beseft de man wat er moet gebeuren en hij verplaatst zich een halve meter. Daarna staat een andere in de weg maar nadat die een heel eind achteruit rijdt, kunnen al onze jeeps van de parking weg rijden. Soms moet je hier in India als begeleidster toch een beetje dominant zijn en dan komt alles toch in orde.

Daarna rijden we naar Doopgarh, het hoogste punt van het Satpura Nationaal Park en zo rijden we met de jeeps steeds hoger en krijgen soms mooie uitzichten op de omgeving. Op de berg is een punt voor zonsopgang en eentje voor zonsondergang. We gaan het eerste punt bekijken en terwijl we naar het andere lopen, ga ik onderuit op het pad met de losse steentjes. Ik kom op mijn linkerknie terecht met als resultaat op kniehoogte een gat in mijn broek en een behoorlijke schaafwonde. We spoelen de wonde uit met water maar gelukkig heeft Henk Jan een spray bij die de wonde afdekt.

De zonsondergang wordt niets omdat er teveel wolken zijn maar dat is niets nieuws voor ons want dat hebben we al meerdere keren meegemaakt. Toch is het uitzicht op de bergen, de wolken en de rozerode lucht spectaculair. Aan het uitzichtpunt zijn zelfs banken gemaakt met hoogteverschil zoals in een stadion zodat heel wat mensen de zonsondergang kunnen zien.

Rond half zes rijden we met de jeep terug naar beneden en naar het hotel, een rit van ongeveer 9 kilometer. ’s Avonds eten we terug in het hotel, zoals het grootste gedeelte van de groep. Dita heeft terug voor de vrijwilligers bier besteld maar de bierdrinkers moeten wachten tot zij in het restaurant arriveert voor het bier kan geschonken worden, wat een gedoe!

 

Dag 10: zondag 14 november: Pachmarhi Nationaal Park – Bhimbetka – Sanchi

Om 6u ’s morgens een vroeg vertrek voor een 7 uur durende rit naar Sanchi.

Gisteren konden we kiezen uit 2 soorten ontbijtpakketten, sandwich met kip of sandwich met ei maar in de bus blijkt nu dat de kipsandwich in orde is maar bij de omeletsandwich zijn ze wel het brood vergeten. Hoe verzinnen ze het? In het pakketje zit alleen een omelet.

Dita maakt er de chauffeur en bijrijder attent op dat we op zoek zijn naar een winkeltje waar ze brood verkopen maar dat blijkt gemakkelijker gezegd dan gedaan. Er wordt diverse malen gestopt maar nergens hebben ze brood. Op zeker ogenblik krijgt Dita bij een winkeltje toch het adres van een ander winkeltje waar ze brood verkopen, dus daar naartoe en inderdaad, zo heeft iedereen toch een ontbijt en als toetje volgt een banaan. We stoppen aan een dhaba, een plaatselijke eetgelegenheid langs de kant van de weg,  waar we koffie of thee kunnen drinken en waar ze ook een toilet hebben want zoiets is in veel plaatsen in India niet het geval. De koffie of thee kunnen we in elk geval vergeten, de eigenaar ligt achter zijn toonbank te slapen en weigert om op te staan en in actie te schieten. Het toilet is één van de smerigste die ik al gezien heb. In China hebben we ook vuile toiletten gezien maar hier zijn geen woorden voor.

Zonder koffie of thee rijden we door naar Bhimbetka waar grotten uit de Steentijd zijn ontdekt. De muurschilderingen zijn mooi en stellen het dagelijkse leven voor. Na een uurtje rijden we verder naar Sanchi waar we rond 14u aankomen in Hotel Gateway Retreat. De kamers die wel groot zijn maar helemaal niet proper, liggen in een soort bungalows in een tuin en we zijn blij dat we hier maar één nacht blijven.

In vroegere tijden was Sanchi een belangrijk Boeddhistisch centrum maar alles geraakte in verval door de opkomst van het Hindoeïsme en is later toch weer herontdekt en gerestaureerd. Alle bezienswaardigheden liggen op een heuvel dicht bij het centrum van het dorp en het meest in het oog springend is Stupa 1, de grote stupa van 16 meter hoog en 37 meter in diameter. Rond de stupa is een stenen balustrade en 4 toegangspoorten met prachtige gravures uit het leven van Boeddha.

Rondom Stupa 1 staan nog pilaren, tempels en kloosters maar van dat alles is weinig overgebleven. Onze verwachtingen worden niet echt ingelost, we hadden gedacht dat de stupa veel mooier was maar het geheel valt een beetje tegen. De gravures op de toegangspoorten zijn echter wel geweldig mooi.

Dan lopen we naar het dorpje dat een beetje een achtergebleven gebied is en heel klein. Veel mannen dragen hier nog geen westerse broek maar een dhoti, een witte lendendoek die tussen de benen wordt doorgeknoopt. Deze dhoti zullen we in het binnenland meer en meer te zien krijgen.

Wat ons verbaast, is het feit dat ze hier toch internet hebben en ook nog spotgoedkoop en we verzenden de volgende mail met onze belevenissen naar het thuisfront. In de vroege avond gaan we terug naar het hotel en nemen een douche om het zweet weg te spoelen. Na de aangename temperatuur in Pachmarhi is het hier weer snikheet en is elke inspanning teveel. Op zulke momenten kunnen we wel begrip opbrengen voor de Indiërs die elke gelegenheid te baat nemen om te zitten, hangen of liggen.

In het dorpje zijn niet echt restaurants en daarom eten we in het hotel waar we zonder problemen bier kunnen bestellen en krijgen. De menukaart is dezelfde als in het vorige hotel maar dat komt omdat de hotels allemaal van dezelfde keten, MP Tourist, zijn. We weten het nu nog niet maar deze menukaart zullen we nog vele malen te zien krijgen in de verschillende hotels.

 

Dag 11: maandag 15 november: Sanchi – Ujjain

We vertrekken al vroeg om 7u voor een busrit naar Ujjain en vanuit de bus zien we het Indiase leven aan ons voorbij trekken. Het landschap lijkt, volgens sommige medereizigers althans, een beetje op Afrika, gigantische vlaktes met hier en daar bomen. Sommige velden worden bewerkt, andere liggen er braakliggend bij.

In de dorpjes heerst een drukte van jewelste. Diverse eetstalletjes serveren het eten aan hun klanten terwijl er een heleboel mensen staan op te kijken. In India wordt het eten dat je op straat koopt, geserveerd op een stuk krantenpapier, de eerste keer dat je het ziet, kijk je ervan op maar daarna wordt je het gewoon. Zoals in veel Aziatische landen leeft ook in India de bevolking op straat, er is zero privacy, overal zijn mensen, je bent nooit alleen. We zien mannetjes op bankjes zitten voor hun huis, vrouwen vullen de waterkannen en lopen ermee naar hun huis, aan de rechterkant zien we een WC veldje waar mannen naast elkaar zitten en hun behoefte doen, aan een spooroverweg zien we een man op zijn hurken bovenop de sporen zitten, kinderen komen aangelopen en zwaaien naar de bus, we zien huizen verkrotten terwijl er niets gedaan wordt aan onderhoud, overal ligt vuil en afval en niemand doet de moeite om het op te ruimen, we zien mensen op de middenberm of aan de kant van de weg liggen onder dekens terwijl een paar gore en vuile armen of benen die in geen maanden water gezien hebben onder de dekens uitsteken, het verkeer is overal gigantisch druk en chaotisch met veel getoeter en manoeuvres.

In Bhopal stoppen we aan het monument met vrouw en kind ter nagedachtenis aan de giframp bij Union Carbide die hier in 1984 plaatsgreep. Kinderen uit het dorpje naast de fabriek komen ons begroeten, vrolijk en blij, zij hebben geen besef van de gigantische catastrofe  die hier geweest is. De buurt rond de fabriek is arm en sjofel met armzalige huizen en krottenwijken. Sommige huizen bestaan uit niet meer dan vier palen met een afhellend dak van een zeil plastiek.

We rijden naar de Jama Masjid van Bhopal, een enorme moskee die wel spectaculair oogt langs de buitenkant maar van binnen niet zoveel zaaks is. Normaal gezien vinden hier koranlessen plaats maar vandaag blijkt het vakantie te zijn en dus is er niets te zien en te beleven. De buurt rond de moskee is al heel anders dan de omgeving rond Union Carbide, hier zien we mooiere en stevig gebouwde huizen. De troep en afval langs de kant van de weg blijft hetzelfde maar dat is in heel India zo.

We rijden een hele tijd op de tolweg, een mooie en goede weg met twee baanvakken in iedere rijrichting, gescheiden door een kleine gracht met bomen. Op de tolweg zien we ook veel ossenkarren maar die rijden echter in tegengestelde richting op het verkeerde baanvak, waarschijnlijk omdat ze minder snelheid hebben? We zien ook tractors met grote karren volgeladen met grote balen en daarbovenop een paar mensen.

Na een stop aan wegrestaurant Highway Retreat Dodi is het nog twee uur rijden naar Ujjain. Aan de betaalterminal van de tolweg zien we op het andere rijvak een olifant. Een olifant op de snelweg! Ik denk dat dit alleen in India mogelijk is!

Na de tolweg is er weer de gewone weg waar we minder snel kunnen rijden omdat die net iets te smal is en het vergt van onze chauffeur weer de nodige stuurbehendigheid.

Iets na de middag komen we in Ujjain aan in Hotel Shipra Residency, een mooi hotel rond een binnenplaats en grote kamers. We droppen de rugzakken op de kamer, eten in het hotelrestaurant Nawatna een tomatensoep en cheese naan en gaan op pad. Aan de Clock Tower nemen we een tuktuk naar de Mahakaleshwar Tempel. Rondom de tempel staan diverse stalletjes met religieuze parafernalia, tikka poeder, kralenkettingen en mala (bloemenslingers)

Ujjain is een heilige plaats en het is één van de weinige plaatsen waar de Kumbh Mela, een groot festival, gehouden wordt.

Soms kunnen hier lange wachtrijen staan om de tempel te bezoeken, dat zien we aan de rijen hekkens waarlangs je moet doorlopen maar momenteel valt dat mee. Het is er echter een heel gedoe, de tempel staat heel goed verscholen en zelfs van de buitenkant mag je geen foto’s maken. Om binnen te komen, moet je alles afgeven en in een kluisje bergen want binnen foto’s maken is al helemaal taboe. Voor ons hoeft het al niet meer en we lopen verder naar de ghats langs de Shipra rivier die via het plannetje dat we van Dita kregen, vrij gemakkelijk te vinden zijn. De voornaamste is de Ram Ghat maar als je Varanasi gezien hebt, zijn deze ghats natuurlijk niet zo spectaculair. Het is toch wel leuk om hier rond te lopen en dingen te bekijken. Ook hier loopt een olifant rond, er zijn een paar sadhu’s maar er zijn niet zoveel rituelen aan de gang.

Vrouwen wassen zich in de rivier en laten daarna hun sari in de zon drogen, dit doen ze door de beide uiteinden met twee vrouwen vast te houden, de stof is licht en in een wip is de sari droog en kan weer gedragen worden. Verderop is een crematieghat maar er is momenteel geen ceremonie aan de gang en dus lopen we de voetbrug over naar de andere kant van de rivier waar we een mooi uitzicht hebben over de ghats.

Daarna lopen we terug het dorp in waar het terug een hele drukte is vergeleken met de rust die er heerst aan de ghats. En weer maken we ons de bedenking dat je India niet in woorden kan vatten, je kan het niet beschrijven aan iemand die er niet geweest is.

Na een tijdje nemen we een tuktuk terug naar de Klokkentoren waar we eerst de verkeerde richting uitlopen en pas nadat we op mijn fototoestel de foto bekijken die we namen toen we voor het eerst op het plein kwamen, weten we in welke richting we moeten lopen naar het hotel toe.

We vinden geen enkel stalletje waar we flessen mineraalwater kunnen kopen en besluiten om dit dan maar in het hotel te kopen. We lopen de oprit op en als we de bar, links naast de ingang binnengaan, zien we Henny en Margreeth, Wouter en Jan en Marjan zitten. We gaan dus ook maar zitten en drinken een Kingfisher om de hitte en alle stof door te spoelen.

De tijd vliegt en we willen nog douchen vóór het avondeten maar spijtig genoeg zijn we de boiler in de badkamer vergeten aanzetten en dus hebben we geen warm water en volgt er ook geen douche meer. ’s Avonds eten we voor de zoveelste keer in het restaurant van het hotel.

 

Dag 12: dinsdag 16 november: Ujjain – Mandu

Gisterenavond en ook vannacht was er een geweldig onweer. Tot nu toe hebben we op het gebied van regen en onweer al veel geluk gehad, nooit hadden we regen tijdens de dag of tijdens een excursie.

Om 8u vertrekken we naar Mandu waarbij we eerst een stuk tolweg hebben en dat betekent een goede staat van de weg en snelheid halen. Na een tijd krijgen we een heel slechte weg vol putten en bulten. We rijden langs Indore maar rijden de stad niet in en na twee uur rijden hebben we een theestop en zo gaan we verder op pad.

Het landschap wordt afgewisseld met kleine, levendige dorpjes en oneindige velden met bloeiende gewassen. Het grote verschil tussen beide is het feit dat de dorpjes één en al rotzooi zijn en dat de velden er heel erg schoon en onderhouden bijliggen.

We zien ook hier, zoals we al zagen gedurende onze hele reis, dieren met kleurrijke verfplekken op hun huid, een overblijfsel van Holi dat gevierd wordt in februari en het begin van de lente symboliseert.

We zijn hier niet ver verwijderd van de grens met de provincies Gujarat en Rajasthan en dat is ook te merken aan de kledij van de mensen. Mannen dragen grote en kleurrijke tulbanden en vrouwen dragen een smalle rok met topje en daarboven een sjaal gedrapeerd. In de verte zien we ook een kamelenkaravaan hetgeen typisch is voor Rajasthan.

Vóór we in Mandu aankomen, stoppen we aan een plaatselijke markt hetgeen echt authentiek is en de moeite waard, de meeste mannen zijn gekleed in dhoti’s en zijn vereerd als we een foto van hen willen nemen. Ze gaan dan wel stijf poseren en daarom proberen we toch om stiekem een foto van hen te nemen met de telelens, hetgeen meer natuurlijke foto’s oplevert. De mensen hier zijn vriendelijk en bekijken ons met evenveel interesse als wij hen bekijken. We hebben een uur de tijd om het marktje te bezoeken en we amuseren ons ten volle.

Vanaf deze stop is het nog een uurtje rijden naar Mandu waar we rond 13u30 aankomen in Hotel Malwa resort, een mooi hotel met telkens twee kamers in cottages die verspreid staan in een goed onderhouden tuin. Wij hebben blijkbaar de duurdere kamers met fan en airco en zicht op het meer, er is een entreehalletje met minibar, een dressingroom, een slaapkamer met kingsize bed en een badkamer. Aan de buitendeur is een klein privéterrasje met twee stoelen waar we rustig buiten kunnen zitten. Het enige waar we moeten voor opletten is dat we niets onbewaakt laten buiten liggen anders wordt het gejat door de rondlopende apen.

In het restaurant eten we de gebruikelijke tomatensoep met cheese naan en gaan daarna te voet naar het dorp.

Mandu is een raar dorpje met soms rare mensen, aan een stalletje zien we AA batterijen hangen en we willen er kopen voor onze pocket camera maar ze sturen ons verder naar een stalletje aan de overkant. Wanneer we het daar vragen en wijzen naar de batterijen die ook daar omhoog hangen, sturen ze ons weer verder naar een volgend stalletje. We wijzen een tweede keer naar de batterijen maar niets baat, het lijkt alsof men ons geen batterijen wil verkopen. We snappen er nu niets meer van.

We komen Henk-Jan, Mina en Yolanda tegen en lopen samen met hen een boeddhistische tempel binnen die gewoon langs de kant van de weg staat. De tempel is dicht maar Henk-Jan slaat een praatje met een mannetje aan de tempel en die laat ons alle ruimtes en kamers van de tempel zien. Er zijn verschillende zalen met Boeddha’s en tekeningen over de geschiedenis van Mandu. We bezoeken zalen waar een fictief gebergte is opgebouwd en waar we de trappen op moeten om boven een aantal nissen te zien met witte en zwarte Boeddhabeelden, heel apart!

We lopen verder naar het marktje met daartegenover de Jama Masjid en lopen tot aan het Shivani Restaurant waarna we terug keren, bier kopen aan de alcoholshop en flessen mineraalwater aan een stalletje. Naast ons hotel is Roopayan Shop, zij verkopen eco-vriendelijke en handgemaakte producten zoals sari’s en sjaals, we nemen er een kijkje en kopen een sjaal.

De hele groep eet ’s avonds buffet in het hotel-restaurant maar wij hebben geen zin in buffet en eten iets van de kaart. Van de vegetarische producten is alles beschikbaar maar van de vleesgerechten hebben we weinig keuze en het lijkt alsof ze ons willen verplichten om deel te nemen aan het buffet, ja dan kennen ze ons hier nog niet. We nemen iets dat wel verkrijgbaar is en doen waar we zin in hebben.

Door de aanwezigheid van het meer zitten hier overal (ook in de kamers) vliegen, muggen, kikkers en ander ongedierte. Bij het binnenkomen van de kamer zit er een kleine kikker op Freddy’s broek, ook in de badkamer zit er eentje en in ons bed zien we een groot zwart beest waarvan ik in eerste instantie denk dat het een kakkerlak is maar dit beest maakt grote sprongen als we het willen doodmaken en volgens mij kunnen kakkerlakken wel heel vlug kruipen maar niet springen. Het beest neemt een grote sprong en belandt in de gordijnen waarna het na een tweede grote sprong waarschijnlijk ergens onder het bed belandt. We hopen dat het daar blijft en dat het zich niet meer laat zien.

Als we in ons bed liggen en het licht uit doen, zien we op het plafond een hele sterrenhemel veroorzaakt door lichtgevende stickers die op het plafond geplakt zijn.

 

Dag 13: woensdag 17 november: Mandu, vrije dag

We hebben een vrije dag in Mandu. Riksja’s zijn in dit dorp  niet te vinden en dus gaan we bij de receptie een jeep huren voor het bezichtigen van alle monumenten in de omgeving. De man vraagt een hoge prijs maar omdat we geen andere keuze hebben dan te lopen of te fietsen, gaan we akkoord met de prijs. Achteraf komen we op de oprit Henny en Margreeth tegen en die zien het wel zitten om zich bij ons aan te sluiten waarbij de prijs gelijk omhoog gaat omdat we nu met vier personen zijn. Er wordt geen tijd afgesproken, enkel dat we alle monumenten zullen zien.

Eerst rijden we naar de Rewa Kund groep, 4 km ten zuiden van het dorp, met Rupmati’s Paviljoen en Baz Bahadurs Paleis. Beide gebouwen zijn een mengeling van Rajasthan en Moghol bouwstijl. Aan de Rewa Kund Tank is juist een ceremonie aan de gang.

We rijden verder en stoppen aan het Echo Punt waar een mannetje een paar woorden roept en we zijn echo horen weerklinken. Het mannetje wil er ook gelijk geld voor maar wij lopen door naar Dai’s Tombe. Dai betekent grote broer en is een aanspreektitel voor iemand die ouder is. Aansluitend volgen nog Dai-Ka-Mahal Tombe, de Caravanserai en de moskee van Malik Mughis.

We rijden met de jeep verder naar het Chhappan Mahal Museum en daar laten we ons oplichten. We betalen 100 Rps pp en krijgen een oud ingangsticket van 15 oktober in de handen gedrukt. De stempel met de datum staat op de achterkant en daarom zien we het niet meteen.

Aan het ticket office van de Royal Enclave hebben we weer problemen bij het betalen van de ingangsprijs. Volgens de beambte ziet één van de biljetten van 100 Rps die ik hem overhandig er tè nieuw uit en hij wil deze niet aanvaarden. Ik baal nog van de oplichterij aan het museum en krijg het nu goed op mijn heupen. Een oud biljet met een scheur aanvaarden ze niet en nu ook al geen nieuwe biljetten. Ik zeg hem dat ik niets anders heb en houd voet bij stuk en uiteindelijk geeft de man ons toch onze ingangtickets. Het mooie van de zaak is dat hij Henny als wisselgeld het te nieuwe biljet geeft en hij er dus ook van af is. Zoals ik al zei, een raar en onaangenaam volkje hier in Mandu.

Na anderhalf uur de verschillende paleizen te bekijken en terwijl onze chauffeur een dutje doet met de benen lang uitgestoken uit het raam van de jeep, rijden we naar de Village Groep. Daar blijkt er weer een probleem, onze tijd om de monumenten te bekijken is op en als we ook deze groep willen zien, moeten we bijbetalen voor de jeep. We zijn het zodanig zat door al die afzetterij en geven de chauffeur de opdracht om terug te rijden naar het hotel waar hij kan fluiten naar zijn fooi. We vragen ons af waartoe dit alles moet leiden? Er is hier nog nauwelijks buitenlands toerisme in Mandu maar toch lichten ze de mensen langs alle kanten op. Wat moet dit binnen afzienbare tijd dan niet worden? 

’s Avonds lichten we Dita in over de hele zaak, te beginnen met de oplichterij aan het museum tot en met het oncorrecte gedrag van de man die de jeep verhuurt. We zeggen haar dat ze geen verdere stappen moet ondernemen maar dat het misschien nuttig is om haar verdere groepen in te lichten zodat ze niet hetzelfde meemaken. Dita vindt echter dat zoiets niet kan en met de oude, ongeldige tickets stapt ze naar de manager van het hotel om hem in te lichten. Later moet ik erbij komen met mijn fototoestel want daar staat een foto op van de ingang van het museum zodat zij zeker zijn over welk museum het gaat. Wanneer Dita vraagt of ik de naam ken van de chauffeur van de jeep moet ik ontkennend antwoorden maar wat ik wel heb, is zijn nummerplaat. Dita is in haar nopjes en de manager hangt een hele tijd aan de telefoon. Later horen we van Dita dat de man die de jeep verhuurt, beweert dat hij in geen geval gezegd heeft dat we moesten bijbetalen omdat onze tijd op was. Ja, we zijn met vier personen om het tegendeel te bevestigen en Dita gelooft ons wel. Ook wat de prijs van de jeep betreft is het niet correct, de prijs moet hetzelfde blijven of er nu twee personen of vier personen inzitten.

We vinden het goed dat we Dita ingelicht hebben want als die mannen, zowel van de jeep als het museum, nu denken dat hun truc gelukt is om die toeristen op te lichten dan gaat het ook een volgende keer gebeuren en zoiets moet stoppen.

We eten weerom in het hotel en later wanneer we terug op de kamer zijn, wordt er aangebeld. Het blijkt Dita te zijn die vraagt of we nog even naar de receptie willen komen om te kijken of we iemand herkennen want twee mannetjes van het museum zijn daar plus de manager van het hotel. De dader is echter geen van beide mannetjes, één van hen blijkt al 12 jaar te werken in het museum maar na een beschrijving van de dader blijkt het een nieuwe werkkracht te zijn die er amper twee dagen werkt. De man is overgeplaatst van een andere afdeling en dat zal misschien ook wel een reden hebben. Volgens de manager zal de man gestraft worden.

 

Dag 14: donderdag 18 november: Mandu – Maheshwar

Het blijkt dat het ook vannacht heel hard geregend heeft maar we hebben zalig geslapen en niets gehoord.

We vertrekken om 8u en zijn net op weg als we een bromfiets tegen komen met twee mannen van het museum die ons het teveel betaalde geld terug brengen. Niemand van de groep snapt er iets van en daarom doet Dita de hele uitleg met het aanraden om goed te kijken als we ingangstickets krijgen, daar moet de juiste datum op staan. Het probleem hier in India is dat ze voor elke bezienswaardigheid hetzelfde ingangsticket hebben, je weet dus achteraf niet meer waar je welk ticket gekregen hebt. Dita geeft ook de raad om de tickets zelf bij te houden of ze desnoods goed te scheuren zodat ze achteraf niet meer verkeerdelijk kunnen gebruikt worden.

Een eindje buiten het dorp bezoeken we Nil Thang Palace dat niet echt een paleis is maar een soort tempel met een priester. Vandaar is het nog 2 uur rijden naar Maheshwar waarbij we eerst een hele tijd op een hele slechte weg rijden vol putten en bulten en nauwelijks zo breed als de bus. Gelukkig komen we geen vrachtwagens tegen want ik heb geen flauw benul hoe ze elkaar zouden kunnen passeren. Op deze weg zien we geen echte dorpjes maar meer armzalige hutjes, alleenstaand in het weidse landschap.

Het laatste deel van de rit komen we terug op de snelweg en dan gaat het vlot waardoor we al rond 10u15 arriveren in Narmada Retreat in Maheshwar, terug een hotel met bungalows verspreid in een tuin. De kamers zijn terug heel groot met een Kingsize bed en een zithoek.

Aangezien de kamers nog niet klaar zijn, drinken we met zijn allen koffie in het restaurant van het hotel en lopen daarna in groepjes naar het fort en de ghats, gelegen aan de Narmada rivier. Langs de weg naar de ghats zijn kleine tempeltjes en aan de ghats zelf zijn mensen aan het baden en wordt de was gedaan door de “dhobi wallahs” Het 16e eeuwse fort is immens en imposant en we moeten een flink aantal treden beklimmen om het fort in te gaan, binnen de vesting zijn een aantal tempels en het geheel is toch wel vrij indrukwekkend om te bekijken.

Bij Labboo’s Café eten we een snack en algauw zit de hele groep daar, dat kan ook bijna niet anders want zoveel mogelijkheden zijn hier niet.

Hier in Maheshwar zien we wel een paar westerse toeristen, de plaats is dan ook in heel India bekend omwille van de prachtige sari’s die er gemaakt worden. We bezoeken de Rehwa Society, een weverij die tot doel heeft om de vrouwelijke wevers werkgelegenheid te verschaffen en dus een eigen inkomen te geven. Achter de weverij is een school voor de familie van de wevers die tevens huisvesting en medische voorzieningen krijgen van de vereniging.  We dwalen met Henny en Margreeth door de smalle authentieke straatjes en zien ook hier dat het toerisme nog echt in de kinderschoenen staat.

We relaxen een tweetal uur in de koele A/C kamers van het hotel want buiten is het benauwend warm en in de late namiddag huren we samen met Henny en Margreeth een bootje voor een toertje op de Narmada rivier waarbij we voorbij de ghats en het fort varen. Op die manier kunnen we van op het water mooie foto’s nemen.

Het bootje brengt ons terug naar het hotel waar we op het terras belanden, bier staat niet op de kaart maar dat is gebruikelijk in India dus op onze vraag volgt een bevestigend antwoord, het bier zal gehaald worden in het dorp maar we moeten het van op voorhand betalen. We krijgen een schitterende zonsondergang te zien over de rivier en als de zon onder is, komt er nog een fantastische rozerode gloed in de lucht en in het water wat toch wel een spectaculair zicht geeft.

Om 18u30 bestellen we het eten voor vanavond, een uur op voorhand, wat nodig is om het allemaal wat minder chaotisch te laten verlopen. En het is een feit, alle bestellingen zijn op kamernummer en alles verloopt ’s avonds wonderlijk netjes en ordelijk. Dit is weer een ander kant van het chaotische India. We hebben nog een leuke avond samen met Henny en Margreeth.

 

Dag 15: vrijdag 19 november: Maheshwar – Omkareshwar

Weer vertrekken we om 8u voor een 2 uur durende rit naar Omkareshwar wat wel aangenaam is, twee korte reisdagen na elkaar en veel tijd om het plaatsje te bezichtigen.

Onderweg stoppen we in een klein dorpje aan de rivier waar mensen aan het baden zijn. We krijgen van Dita de raad om uit te kijken voor de honden want in haar vorige groep is een deelnemer gebeten door een hond waarna de man maar liefst 4 injecties moest krijgen! Je mag het niet gedroomd hebben om in India injecties te krijgen!

We zien hoe mannen kaal geschoren worden om daarna een bad te nemen in de rivier. Een bruidspaar zit in een auto die versierd is met bloemenslingers terwijl een geit bezig is om de bloemen op te knabbelen.

Een heel eind vóór we Omkareshwar bereiken, zien we talrijke pelgrims langs de kant van de weg en het blijkt dat die allemaal op weg zijn naar de tempel.

Rond 10u zijn we al in Omkareshwar en aangezien de kamers nog niet klaar zijn, gaan we al meteen met Henny en Margreeth op pad. Omkareshwar is niet zo groot maar het is wel een heilig eiland in de rivier. Op het eiland zelf staat de belangrijke Hindu tempel Shri Omkar Mandhaba en binnen in de tempel staat één van de 12 jyotri lingams van India. De hoofdstraat is één grote bazaar met winkeltjes en de weg naar de tempel is bezaaid met stalletjes met religieuze parafernalia. Overal is er een enorme drukte en gewoel en we banen ons een weg tussen de pelgrims.

Rond de middag gaan we iets eten in Ganesh Restaurant en Guesthouse, een leuk hotel voor backpackers met een rustig terras ver van alle drukte waar je even op adem kan komen.

Voor wie het nog niet duidelijk is, Omkareshwar is een heilige plaats en dus strikt vegetarisch, zelfs geen eieren, en alcohol is verboden.

Henny en Margreeth lopen terug naar het hotel en wij gaan naar de tempel via de brug over de rivier. Op zeker ogenblik moeten we onze schoenen uit doen omdat we de tempel gaan betreden, wij weigeren omdat we die tempel niet persé willen zien aan de binnenkant en zo worden we aan de zijkant langs een hekje naar beneden geleid waar we uitkomen aan de rivier beneden. Ook hier is het één en al gedrang en daar houden we niet zo van, we nemen op een rustig hoekje een paar foto’s van de bedrijvigheid aan de rivier en lopen daarna de andere brug over terug naar de hoofdstraat. Daar komen we weer tussen de winkelstalletjes terecht en op zeker moment zien we een internet café, een benauwd kamertje met 1 computer en een trage internetverbinding, waar we een mail sturen naar huis.

We kopen flessen mineraal water en willen terug lopen naar het hotel maar daarvoor moeten we ergens in de hoofdstraat de trappen op want de huizen zijn aangebouwd tegen de heuvel. We weten echter niet goed meer waar we naar beneden gekomen zijn en gelukkig hebben we een kaartje van het hotel en mits wat vraagwerk wordt ons de juiste weg getoond.

’s Avonds eten we in het hotel. Dita had op voorhand bier besteld met de mededeling dat we het bier niet konden opdrinken in het restaurant maar dat we het moesten meenemen naar de kamer, dit omdat Omkareshwar een heilige plaats was en bier strikt verboden.

We zitten allemaal aan tafel, met bier!, als Dita het restaurant binnenkomt en zij is hoogst verbaasd dat dit allemaal mag. De flessen zijn wel in een servetje gedraaid maar iedereen kan zien dat het bier is. Ja voor toeristen wordt al iets meer gedaan dan strikt mag!

 

Dag 16: zaterdag 20 november: Omkareshwar – Ajanta

En weer vertrekken we om 8u maar nu voor een lange reisdag.

Door de ramen van de bus zien we kleine vrachtwagens met koeien en geitentransport dezelfde richting uitgaan als wij doen. Na een tijdje komen we aan een veemarkt waar we een kijkje kunnen nemen. Het is er, zoals overal, een hele drukte, koeien worden per 3 op kleine vrachtwagens aangevoerd en geiten worden aangevoerd in het achterste gedeelte van een jeep, het is een heel gedoe. Freddy en ik blijven aan het begin van de veemarkt staan want het is er vies en vuil met overal koeienvlaaien, hondendrollen en menselijke drollen. De veehandelaars zijn opdringerig en arrogant en al snel lopen we terug naar de straat.

Iets voor de middag zijn we in Burhanpur waar we iets drinken in Hotel Ambar. Bij het binnenkomen krijgt iedereen een roos en een halsketting van geweven katoen met 3 bolletjes wat de 3 parfums voorstellen die vroeger in het badhuis gebruikt werden.   

Vandaar vertrekken we met een tempo, een grote riksja voor 10 personen, voor een 2 uur durende excursie waarbij we eerst de Jama Masjid bezoeken. De moskee is gebouwd in zwarte steen en de imam neemt ons mee om alle belangrijke dingen te laten zien die zich in de moskee bevinden zoals de Koran, het heilige boek, scripten in Sanskriet, Arabisch en Farsi en de duizend kralen. Via de smalle straten van de bazaar rijden we naar de hamam, het vroegere centrale badhuis dat mooie plafondschilderingen bevat. Naast de hamam zijn nog een aantal ruïnes die we toch een kort bezoek brengen. Via de bazaarstraten rijden we terug naar Hotel Ambar waar bijna de hele groep een vegetarische menu eet. Wijzelf, Henny en Margreeth en Henk-Jan zitten buiten en eten iets van de kaart.

Om 15u vertrekken we dan richting Fardapur. We moeten van de deelstaat Madrya Pradesh naar Maharashtra en daarvoor moeten we twee controleposten passeren. Aan die van Madrya Pradesh is er geen enkel probleem, de lijst met alle namen wordt gecontroleerd en we krijgen voorrang op het vrachtvervoer. Aan de volgende controlepost naar de deelstaat Maharashtra is er wel een probleem want onze chauffeur die alle wachtende vrachtwagens voorbij is gereden, wordt terug gefloten, moet terug achteruit rijden en aansluiten in de rij. Daarna duurt het een hele tijd met heel wat heen en weer geloop, tenslotte moet ook de bijrijder naar het loket en uiteindelijk komt alles dan toch in orde. Wat blijkt nu? Voor een volle bus moet 500 Rps taks betaald worden, eensklaps is de prijs voor een toeristenbus gestegen naar 2000 Rps!

Op zeker ogenblik zien we een dode buffel op de weg, er staan nog mensen bij en waarschijnlijk is het dier nog niet zo lang geleden aangereden door één of ander voertuig want er stroomt bloed uit zijn kop dat langzaam de hele rijbaan bedekt.

We passeren langs uitgestrekte katoenvelden en verderop staan bedrijven waar het katoen verwerkt wordt.

Het is al 19u15 als we aankomen in Hotel MTDC Holiday Resort in Fardapur, een hele grote naam voor een fluthotel. Er is een probleem (hoe kan het ook anders?) want niet iedereen blijkt een airco kamer te hebben. Dita maakt zich kwaad en schiet gelijk in actie, belt naar Kuoni Office en gaat in discussie met de plaatselijke leiding van het hotel. Het blijkt dat hetzelfde probleem zich stelde bij haar vorige groep, uit goodwill had ze toen gezegd dat het oké was maar dat het de volgende keer wel in orde moest zijn want nu duidelijk niet het geval is. We hebben al heel wat reisbegeleiders mee gemaakt maar we moeten zeggen dat we het met Dita toch wel heel erg treffen.

Op zeker moment is het in orde, gedeeltelijk dan toch, er worden kamers met airco uit de grond getoverd en iedereen heeft er eentje behalve Dita. De kamers zijn echter vuil en smerig maar in deze omgeving is geen ander keuze en het pluspunt is dat we maar één nacht blijven met het oog op het bezoek aan de grotten van Ajanta.

We gaan vlug nog iets eten in het restaurant van het hotel waar de ober verbazend goed Engels spreekt maar de hygiëne en properheid van het restaurant is al niet veel beter dan die van de kamers. Het valt wel op dat hoe zuidelijker we hier komen, hoe goedkoper het eten en dergelijke wordt.

 

Dag 17: zondag 21 november: Ajanta – Aurangabad

We vallen in herhaling maar we vertrekken alweer om 8u naar het uitzichtpunt van de Ajanta grotten wat toch wel een dik half uur rijden is en het verbaast ons dat het zo ver weg is. We dalen de trappen af en komen aan het 1e uitzichtpunt waar we ver in de diepte de grotten zien die in een halve cirkel liggen. We lopen nog verder naar beneden en gaan de brug over de rivier over en komen zo ter hoogte van grot nr. 8 het domein binnen. Op advies van Dita lopen we direct naar links naar de laatste grot nr. 28 om daarna terug te lopen naar grot nr. 1 aan de ingang. In het begin is het er rustig maar later komen de toeristen binnen stromen, meestal Indiase toeristen maar ook een paar westerse toeristen.

Sommige grotten bevatten fresco’s, in andere staan beelden en dan meestal Boeddhabeelden.

Aan de uitgang moeten we ons een weg banen door de opdringerige verkopers en we lunchen in het restaurant waarna we wachten op de shuttle bus naar de parking. Vroeger bedroeg een rit 5 Rps en nu 7 Rps, het brengt een heel gedoe mee want de Indiërs proberen altijd voor te dringen. Dita staat haar mannetje en uiteindelijk zitten we allemaal in de bus. Voor we aan de parking komen waar onze bus staat, moeten we eerst een hele rij souvenirstalletjes met zeurderige en irritante verkopers passeren.

We moeten nog 4 uur rijden naar Aurangabad en door de ramen van de bus zien we langs de kant van de weg mannen met wijde witte broek, wit lang hemd en wit hoedje, het blijkt dat dit typische kledij is van de deelstaat Maharashtra en het is de kledij van de werkende klasse.

In Aurangabad bezoeken we de Bibi-ka-maqbara, of de “poor men’s Taj”, een Taj Mahal in het klein maar ontzettend lelijk en niet te vergelijken met de echte Taj Mahal. Deze arme mensen Taj staat dan ook nog grotendeels in de stellingen voor renovatie en dus is het helemaal niets. De 100 Rps entree die we moeten betalen om dit gedrocht te zien, is er ver over. 

Rond 17u30 komen we in hotel Windsor Castle in Aurangabad, een mooi hotel en heel wat beter dan dat van vorige nacht. We douchen en eten samen met Henny en Margreeth in het restaurant van het hotel wat een gemakkelijke oplossing is omdat we in een heel grote stad zijn. Het eten is vrij duur naar Indiase normen maar het is lekker en gemak moet uiteraard betaald worden.

 

Dag 18: maandag 22 november: Aurangabad / excursie Ellora en Daulatabad – Hyderabad

We vertrekken om 8u voor een excursie naar de grotten van Ellora en het fort van Daulatabad. De groep kan beschikken over 3 kamers om na de excursie nog even te douchen want vanavond gaan we met de nachttrein naar Hyderabad. Dit vinden we wel netjes geregeld van Koning Aap.

De grotten van Ellora zijn van een jongere datum dan die van Ajanta en zijn meer verspreid over een terrein. We beginnen met de laatste groep, de Jaïn-grotten, zakken af naar de Hindu-grotten en eindigen met de boeddhistische grotten.

Grot 16, de Kailasha tempel is het pareltje en een echt pronkstuk. Het is een tempel voor Shiva en uit massieve rots gehouwen. Er zijn meer dan 30 grotten en het is onmogelijk om alles te zien, daarom kiezen we er de mooiste uit om te bezichtigen. Op de duur hebben we er genoeg van en lopen terug naar de uitgang. De verkopers hier zijn niet zo opdringerig als die van Ajanta en voorbij de uitgang zijn er ook nog tal van stalletjes met etenswaren en souvenirs.

We gaan lunchen in Kailas Hotel voorbij de uitgang en druppelsgewijs komt iedereen van de groep daar aan. Daarna rijden we naar het fort van Daulatabad en de streek waar we door rijden is meer bergachtig dan we tot nu toe al gezien hebben. Het fort staat boven op een heuvel waarbij je eerst de toegangspoort passeert met binnen in het fort diverse bouwwerken en ruïnes. Het fort was in vroegere tijden onneembaar door een donkere tunnel waar aanvallers verrast werden door brandende pek. Met 4 personen, Mina en Yolanda, Henny en ik lopen we een flink aantal treden naar boven en door de donkere tunnel waar je zonder zaklamp geen hand voor ogen ziet. Van boven hebben we een spectaculair uitzicht op de omgeving.

Rond 16u zijn we terug in het hotel en daar moeten we ons bezig houden en wachten. We doen dit door een biertje te drinken in de bar, een mail te sturen naar huis, te dineren en in de zetels in de lobby te hangen, en het is zoals Yolanda zegt, dit zijn van die hangmomenten waar je niet veel aan hebt. Om 21u is het dan eindelijk zover, we nemen eerst afscheid van onze chauffeur en bijrijder, dit gebeurt met een zekere weemoed, zij hebben ons veilig door India gereden en het is nog afwachten welke chauffeur we daarna gaan krijgen.

Op het perron moeten we nog een tijdje wachten tot de trein vertrekt om 22u15. We krijgen exact 5 minuten om in te stappen en we zitten samen met Jan en Marjan en Henny en Margreeth in een coupé. Het is terug een nachtrein met slaapbanken zoals de vorige trein. We zitten nog een tijdje gezellig te praten met elkaar en gaan daarna algauw slapen.

 

Dag 19: dinsdag 23 november: Hyderabad, vrije dag

We hebben toch goed geslapen in de trein en komen rond 9u aan in het station van Secunderabad, wat een eindstation is en we dus alle tijd hebben om uit te stappen. De bus staat ons op te wachten en dan is het nog een klein uurtje rijden naar Hotel IK London Residency in Hyderabad.

Hyderabad en Secunderabad zijn grote tweelingsteden waarvan de eerste de hoofdstad is van de deelstaat Andra Pradesh. Het is dan ook een drukke megastad met nieuwe, moderne wijken en een oud centrum.

Gelukkig zijn onze kamers al klaar zodat we even kunnen bijkomen en rusten. Dita regelt 2 excursies, een stadstoer en een trip naar Golconda fort maar we hebben er even genoeg van. Voor de stadstoer moeten we trouwens alweer om 11u op pad en dus opteren we ervoor om zelf een tuktuk te regelen om het centrum te verkennen.

’s Middags gaan we met Henny en Magreeth eten in Hotel Urvasi in de buurt van ons hotel en daarna nemen we een tuktuk naar de Charminar en de Laad Bazaar. Het verkeer is waanzinnig druk, alles en iedereen rijdt kris kras door elkaar, niemand heeft de tijd om even te wachten maar probeert zich door het kleinste gaatje te wringen. De walmen van de uitlaatgassen benemen ons weerom de adem en laten een vieze smaak achter in onze mond. We hebben per koppel een tuktuk en algauw raken we elkaar kwijt in het drukke verkeer. We twijfelen eraan of we elkaar ooit zullen terug vinden in deze chaos. Aan de Charminar staan Henny en Margreeth echter al op ons te wachten, twee westerlingen merk je direct op tussen een heleboel Indiërs. 

De Charminar is een 56 meter hoge en 30 meter brede tombe van een heilige, heeft 4 torens of minaretten en is heel mooi langs de buitenkant. Niemand van ons heeft zin om ook de binnenkant te bekijken.

In de straten rond de Charminar is de Laad Bazaar die enorm druk en al helemaal chaotisch is met veel winkeltjes met parels, juwelen, parfum, zijde, sari’s, keukengerei, allerhande prullen en de typische Hyderabad “bangles” of armbanden van glas in alle kleuren. In de wijk zien we heel veel moslim vrouwen volledig in het zwart gekleed met alleen de ogen onbedekt.

We dwalen door de straten en moeten ook steeds opletten voor het voorbijrazende verkeer dat alles en iedereen van zijn sokken rijdt. De stad walmt en stinkt van de smog maar hoe opvallend, de straten zijn proper, geen hopen afval, geen koeienvlaaien, zelfs geen heilige koeien en dat levert een totaal contrast op met hetgeen we al gezien hebben op het platteland en andere steden.

Op zeker ogenblik willen we terug naar het hotel, Henny en Margreeth hebben al snel een tuktuk te pakken, voor ons duurt het een tijdje maar uiteindelijk geraken ook wij weg. Onze chauffeur is een echte kamikazepiloot en meerdere malen kan hij een aanrijding nipt vermijden. In de wijk Somajiguda waar ons hotel gelegen is, beginnen we te snappen dat hij het hotel helemaal niet weet liggen. Hij vraagt een paar keer de naam en kijkt meerdere keren naar het kaartje met het adres. Wij weten al helemaal niet waar het is en hebben ook geen herkenningspunten want we zijn pas deze morgen aangekomen. Uiteindelijk vraagt hij het aan iemand langs de kant van de weg en dan duurt het toch nog een hele tijd voor we voor de deur van het hotel staan.

We lopen direct naar de bar en laten een biertje op de kamer brengen om alle stof en de vieze smaak van de smog weg te spoelen en ik ben zeker dat het helemaal niet gezond is om hele dagen in deze vieze atmosfeer te leven.

’s Avonds eten we met Henny en Margreeth in het restaurant van het hotel wat trouwens een heel ongezellige ruimte is. Als we bier bestellen, kan dit niet, er kan enkel bier besteld worden om op te drinken in de kamer. Als we het restaurant buiten lopen, vraagt de ober ons of we nog bier willen. We antwoorden, neen dank u, en laten een verbouwereerde ober achter ons.

 

Dag 20: woensdag 24 november: Hyderabad, vrije dag

We slapen bijna de klok rond, tot half tien. Zalig!

Een deel van de groep doet vandaag de excursie naar Golconda fort maar wij gaan met Henny en Margreeth met een tuktuk naar de Birla Mandir en het Hussain Sagar meer. De Birla Mandir is een nieuwe tempel uit 1976 volledig opgetrokken uit wit marmer uit Rajasthan en is een populair Hindu pelgrimsoord maar aan de ingang moet je alle tassen en camera’s afgeven om binnen te gaan. Dat doen we dus niet en we bekijken de tempel langs de buitenkant.

Daarna lopen we terug naar de grote straat waar een Canara Bank is en we vragen om geld te wisselen. In eerste instantie kan het niet en ze sturen ons door naar Thomas Cook, een eindje verder in de straat. De manager komt erbij en opeens kan het wel, waarna ik het geld afgeef. Een mannetje van de bank moet een kopie laten nemen van mijn paspoort een eindje verder in de straat. Langs de ene kant ben ik er niet gerust in en ik zie het mannetje niet graag verdwijnen met mijn paspoort maar ik wacht af. Het mannetje is al vlug terug met de kopie en ik krijg al direct mijn paspoort terug. Na een tijdje moet ik naar een kantoortje achterin de bank waar een bediende de papieren invult met het bedrag en de wisselkoers. Hij reikt me een rekenmachine aan en ik moet zelf het bedrag in euro en de wisselkoers ingeven zodat ikzelf het resultaat kan berekenen van het bedrag dat ik moet krijgen in Indiase roepies. We controleren daarna nog eens allebei, de bediende en ik, het bedrag en geven allebei officieel instemming dat alles in orde is. Ik teken het papier, het mannetje steekt de eurobiljetten in het borstzakje van zijn hemd en gaat naar een ander kantoortje. Zoiets zou in België al niet kunnen op die manier maar ik heb er het volste vertrouwen in en wacht af. Nu duurt het een hele tijd, het mannetje is ondertussen terug en doet verder met zijn andere werk. Op zeker moment moet ik naar een ander kantoortje vooraan in de bank het geld gaan afhalen. Het wordt twee maal geteld door de bediende en één keer door mijzelf dus het zal wel kloppen. Ik vraag naar een kwitantie maar dan is er een probleem want dat kan ik niet krijgen alhoewel zij het papier dat ik getekend heb, in dubbel hebben. De bediende stuurt me terug naar het kantoor achteraan bij het eerste mannetje. Ik vraag een kwitantie en leg hem uit dat ik dit nodig heb om indien nodig het geld terug om te wisselen in euro’s wanneer ik bij het verlaten van India teveel Roepies zou overhebben. De arme man slaakt een zucht en hij moet in de boeken terug alle gegevens van mijn paspoort, de wisselkoers en het gewisselde bedrag opzoeken. De hele situatie is hilarisch en tijdrovend maar toch weer een leuke ervaring en een sterk staaltje van administratieve chaos.

We hebben moeite om een tuktuk aan te houden om ons naar het meer te brengen. Als je er geen nodig hebt, staan ze met 4 of 5 te dringen en te zeuren om je te kunnen vervoeren en op het moment dat je er toch eentje nodig hebt, vind je niemand. Uiteindelijk stopt er eentje en we kruipen met 4 personen in de tuktuk wat wel een beetje krap is maar het is maar voor een kort eindje. We doen de man stoppen aan Eatstreet aan de westkant van het Hussain Sagar meer. Eatstreet is een leuke plaats met kleine eettentjes en zithoeken op een terras naast het water. Bij binnenkomst worden onze tassen gecontroleerd en we worden gefouilleerd, niet echt grondig, maar we voelen ons op slag heel veilig. We lopen de eettentjes langs en beslissen om pizza te eten bij Pizzahut. Het is zalig om hier te zitten aan het meer en we genieten van de rustige omgeving. Voor 50 Rps pp kunnen we met een boot naar het grote Boeddhabeeld dat op een klein eilandje staat in het grote meer. In 1990 is het beeld gezonken tijdens het transport maar 2 jaar later is het onbeschadigd terug naar boven gehaald. We kunnen ons nauwelijks voorstellen hoe ze zo een gigantisch beeld in monoliet van 17,5 meter hoog en 350 ton zwaar terug naar boven gehaald hebben.     

De boot brengt ons terug naar Eatstreet en daar trachten we weer een tuktuk te regelen wat weer heel moeilijk lukt. We lopen richting park en na het oversteken van een heel drukke weg hebben we geluk en rijden we terug naar het hotel met twee riksja’s, toch een ietsje comfortabeler dan met vier personen in eentje. Het is een korte rit en misschien konden we deze afstand ook wel lopen maar het probleem is dat we niet genoeg herkenningspunten hebben in deze immens grote stad. Plus het feit dat het verkeer razend druk is, er niet overal voetpaden zijn en als die er al zijn, dan zijn ze niet altijd vrij en moet men op de rijbaan gaan lopen met gevaar voor eigen leven.

Wat ons toch opvalt in deze stad, is het feit dat het hier al goed begint te veranderen wat betreft hygiëne en afval in de straten. Afval is nauwelijks te vinden, overal staan afvalbakken en die worden ook gebruikt, tuintjes en kleine bordes langs de straat worden onderhouden, onkruid rond planten wordt gewied. Dit India is al zoveel anders dan het India van het platteland. Ik denk dat dit het India van de toekomst zal worden maar dat zal heel anders zijn en of het zoveel charme zal hebben?

In het hotel regelen we een biertje en we gaan het opdrinken bij Henny en Margreeth op de kamer die veel groter is dan die van ons, zij hebben een zithoek en we kunnen er gemakkelijk zitten met 4 personen. Onze kamer was oorspronkelijk een eenpersoonskamer waar ze een bed bij gezet hebben en dus hebben we niet veel ruimte.

Daarna gaan we al voor de tweede keer naar de receptie om te vragen of onze was al klaar is. Ja ja, de was wordt gebracht, wordt er geantwoord, we weten alleen niet wanneer. Twee uur later is het dan eindelijk zover en brengt een mannetje de was op onze kamer. Mijn ene broek waarbij in het linkerbeen al een scheur was van de val in het begin van de reis, vertoont nu ook scheuren aan het rechterbeen. De ene scheur is zodanig groot geweest dat ze die gedeeltelijk genaaid hebben, gedeeltelijk dan wel want er is nog een gat in. Iets hoger is nog een scheur maar die hebben ze niet hersteld. Ja, achteraf bekeken misschien stom om de broek in de was te geven maar het is niet anders. Het is een afritsbroek en thuis gooi ik de beide pijpen wel weg en gebruik hem als short. Normaal doen we zelf een wasje op de kamer maar na zoveel dagen reizen en geen gelegenheid om te wassen hadden we natuurlijk wel een hele berg was en dus leek het gemakkelijker om een deel ervan te laten wassen.

’s Avonds gaan we met Henny en Margreeth eten in het Urvasi Hotel waar het donker is als we er arriveren en we denken in eerste instantie dat het restaurant dicht is maar dat is niet zo, alleen is de elektriciteit uitgevallen. De ober zegt “no problem” en we kunnen gaan zitten en er wordt ook een kaarsje gebracht. Bier kan alvast besteld worden, no problem, hier in India is er  nooit een probleem! Na een tijd is er terug elektriciteit en kan ook de bestelling voor het eten opgenomen worden. Gedurende ons etentje valt de elektriciteit wel nog een paar keer uit maar ze weten nu waarschijnlijk waar het probleem zich situeert want telkens is het weer vlug in orde. De obers zijn soms wel een beetje irritant, staan constant op onze handen te kijken en willen telkens het eten op ons bord scheppen of het bier verder bijschenken. Ze doen hun best maar toch zeggen we steeds “oké oké, ik zal het zelf wel doen” Wel ietwat vermoeiend allemaal!

 

Dag 21: donderdag 25 november: Hyderabad – Bijapur

Om 7u vertrek uit Hyderabad voor een 12 uur durende lange reisdag. Hyderabad is een heel uitgestrekte stad met grote buitenwijken en het duurt dan ook lang voor we echt de stad uit zijn. Wat wel opvalt, hoe verder we van stadscentrum verwijderd zijn, hoe meer afval we weer zien en op zeker moment zien we ook de heilige koeien en de buffels weer in het straatbeeld. Een mens zou ze op de duur nog gaan missen!

Rond half tien hebben we een korte stop in een plaatselijke dhaba waar veel bedelaars rond hangen. Zoiets geeft altijd een beetje een ongemakkelijke situatie en iedereen kruipt weer vlug in de veilige afzondering van de bus.

Om 13u hebben we een lunch in een hotel dat in feite gesloten is wegens renovatie. Dit is weer een schoolvoorbeeld van het feit dat Indiërs alles laten verkrotten, geen onderhoud en geen likje verf gedurende vele jaren. Het is er ongezellig en vies en we beslissen om enkel een soepje te eten. Het soepje staat heel vlug op tafel en ook Dita is hoogst verbaasd dat we al kunnen eten.

We gaan weer op weg en zien het karakteristieke landschap van het Deccan plateau met de onwaarschijnlijk propere en goed bewerkte landbouwvelden met katoen, rijst en dergelijke. Overal zien we de veldarbeiders aan het werk op de akkers waaronder ook de katoenplukkers en dat is iets wat je niet in alle landen kan zien.

Onze huidige chauffeur rijdt veel agressiever als onze vorige chauffeur, hij rijdt heel hard, kan geen enkel voertuig vóór zich zien want dan wil hij persé inhalen ten koste van alles en iedereen waardoor hij dan ook op sommige momenten de remmen heel hard moet dicht gooien waardoor iedereen lustig van zijn zetel glijdt.

Goede weg wordt afgewisseld met slechte weg en op zeker ogenblik zien we een omgekantelde kar die vol geladen is met suikerriet. Vier mannen staan te kijken aan de tractor die de kar trok en lachen zich een kriek. Soms heeft India toch een heerlijke mentaliteit, men maakt zich geen enkel zorgen, misschien kunnen we hier nog veel van leren?

We zien geitenhoeders die hun kudde oppassen en in de dorpjes is onze voorbijrijdende toeristenbus telkens een vreemde sensatie en mensen kijken verwonderd naar ons op. Voor ons is het de moeite om zoiets te bekijken vanuit de bus, al die verwonderde ogen en steelse blikken. Mensen op bromfietsen kijken, blijven kijken, kijken om en letten helemaal niet meer op de weg alleen maar om ons zolang mogelijk te bekijken. Dit is weer het duidelijkste bewijs dat ze hier niet gewend zijn aan westerse toeristen. Vanuit de bus zien we ook de zon ondergaan en om 19u komen we uiteindelijk aan in Hotel Shashinag Residency in Bijapur.

We droppen weerom de rugzakken op de kamer en lopen naar het restaurant waar algauw de hele groep zit. Ja, wat wil je, we hebben geen andere keuze want het hotel ligt te ver van het centrum. Het restaurant is niet echt proper en het eten is niet echt lekker maar na een lange dag op de bus maakt het niet zoveel uit. In het hotel hebben ze ook internet, heel traag, maar het is er. Wat willen we meer? Daarna ploffen we in ons bed.

 

Dag 22: vrijdag 26 november: Bijapur – Pattadakal – Badami

We vertrekken om 8u30 voor de stadstoer in Bijapur waarbij we eerst de Golgumbaz bezoeken, een indrukwekkend mausoleum waarin de tombes staan van sultan Mohammed Adil Shah, zijn twee vrouwen, zijn maîtresse, één van zijn dochters en zijn kleinzoon. Het mausoleum heeft een koepel van 38 meter doorsnede en is daarmee de tweede grootste koepel in de wereld  na de Sint-Pietersbasiliek van Rome. Op iedere hoek staat een 7 verdiepingen hoge toren en als je daar de trappen beklimt, kom je in de fluistergalerij onder de koepel. De akoestiek is zodanig dat je, als je iets tegen de muur fluistert aan de ene kant, de persoon aan de andere kant dit kan horen. Alles wat je zegt of roept, wordt door de echo maar liefst tien maal herhaald.

Aan de uitgang zien we een gehandicapte man die zodanig misvormd is aan zijn heup dat zijn bovenlijf met 180 graden naar beneden is gericht. Hij probeert vooruit te komen als een soort aap. We kijken en zien hem de trappen op gaan op een rare manier. Je moet toch maar geboren worden in India en op zo een manier door het leven moeten!

Daarna rijden we naar het Ibrahim Rauza mausoleum, dat bedoeld was voor de vrouw van Ibrahim Adil Shah maar het ongeluk wilde dat hij eerder stierf dan zij. Later is zij er ook begraven samen met een paar familieleden. Het mausoleum is mooi bewerkt met een verfijnde architectuur en één van de meest elegante en gracieuze islamitische monumenten in India. De minaretten van 24 meter hoog zouden als voorbeeld gebruikt zijn voor die van de Taj Mahal in Agra.

We rijden verder richting Badami en rond de middag stoppen we aan een plaatselijke dhaba. De dhaba met open toiletten (dus toiletten in de vrije natuur) ziet er vies uit en iedereen loopt naar de stalletjes op straat om koekjes, chips, bananen en frisdrank te kopen, wat iedereen daarna in de bus opeet.

Volgens onze reisbeschrijving moeten we kiezen tussen het bezoeken van de tempels van Aihole en die van Pattadakal maar Dita vindt dat er niet te kiezen valt en dus gaan we ze beiden bezoeken. En voor de zoveelste keer deze reis beseffen we dat we het toch wel heel goed getroffen hebben met onze reisbegeleiding.

Op 30 kilometer vóór Badami stoppen we bij het plaatsje Aihole waar meer dan 100 tempels liggen, verspreid in het landschap. De tempels waarvan de meeste ruïnes geworden zijn of opgeslokt door de huizen van het steeds uitbreidende dorpje zijn gebouwd tussen de 4e en 6e eeuw. De verkopers aan de tempels zijn irritant, begrijpen geen “neen” en blijven zeuren. Een paar jonge kereltjes probeert om ons op het terrein van de tempels 100 Rps lichter te maken door te zeggen dat dit de entreeprijs is. We jagen hen weg en zij worden ook al gauw terug gefloten door een Indische man. En weerom vragen we ons af wat dit gaat worden eens het toerisme hier goed op gang komt?

Na een half uur rijden komen we bij de tempels van Pattadakal waarvan een paar tempels dateren uit de 3e eeuw maar de meeste zijn gebouwd gedurende de 7e en 8e eeuw. De voornaamste is de Virupaksha tempel met mooie beelden uit het Ramayana en Mahawharata tijdperk. Vóór de tempel staat een zwart stenen beeld van Nandi, het rijdier van Shiva. Pattadakal is mooier dan Aihole, de tempels zijn meer gracieus met verfijnde gravures en beelden. Maar toch zijn we blij dat we ze beide gezien hebben zodat we een vergelijking kunnen maken.

Daarna moeten we nog een uurtje rijden naar Hotel Rajsangam International in Badami. In de straat en zelfs in ons hotel is het weer een drukte van jewelste, de lobby is heel klein, amper groot genoeg voor 18 personen, dan brengen ze ook nog de grote bagage binnen en dan hebben we ook nog een kleine briefing met Dita. Tevens is het een heen en weer geloop van de lokale bevolking want op de eerste verdieping is er een beurs met verkoop van juwelen uit Rajasthan. De juwelen zijn meer dan kitsch maar dat is iets waar Indiërs dol op zijn.

Dita waarschuwt ons terug dat de kamers simpel zijn maar we vinden alweer dat dit erg meevalt, ze zijn groot met een zithoek  maar het belangrijkste is dat ze proper zijn.

Rechtover het hotel is een alcoholwinkel en daar gaan we 2 Kingfishers halen en drinken deze op in onze kamer. Om 19u gaan we eten in het hotel dat twee restaurants heeft, eentje vooraan dat uitsluitend vegetarisch is en een tweede achter de receptie. Dit restaurant is een pure mannengelegenheid want als we de deur openen, zien we enkel mannen zitten in het volgeladen restaurant, geen enkele vrouw te bespeuren. De ober loodst ons vlug naar de Family Room, een apart kamertje met een aantal tafels en als we de plaatsen tellen, blijkt het net genoeg te zijn voor onze groep. Algauw zit de hele groep daar en het blijkt één grote chaos, onze kip tikka blijkt aangebrand te zijn en staat koud te worden terwijl we wachten op de naan. We zijn niet de enigen die het eten niet echt lekker vinden en we nemen ons voor om morgen ergens anders te gaan eten.

We kruipen vroeg in bed want de vermoeidheid begint toe te slaan. De derde week van onze reis is ten einde en de lange reisdagen, de hitte en de vele indrukken en ervaringen die we te verwerken krijgen, eisen zijn tol.

 

Dag 23: zaterdag 27 november: Badami, vrije dag

We worden wakker en komen tot het besef dat we bijna 11 uur aan één stuk geslapen hebben. We nemen een koude douche bij gebrek aan warm water, drinken 2 kopjes koffie en gaan te voet op pad. Eerst kloppen we op de deur van kamer 209 waar Henny en Margreeth slapen maar blijkbaar zijn zij al vertrokken want er komt niemand open doen.

Badami was vroeger een belangrijke plaats en de hoofdstad van de Chalukya heerschappij maar nu is het een stoffig, vuil en lawaaierig dorp en enkel de tempels en grotten zijn de voornaamste redenen om dit dorp te bezoeken. De hoofdstraat is één en al herrie met chaotisch verkeer en een massa mensen.

We lopen naar het archeologische museum en vandaar verder langs het Agastyatirtha meer naar de Bhutanatha tempelgroep. Aan het meer doen vrouwen de was en het water van het meer zou ook een geneeskrachtige werking hebben maar daar twijfelen we toch sterk aan want in het water drijft een troep afval en een groene smurrie die op verf lijkt, misschien van de verfstoffen in de kledij die de vrouwen hier wassen?

We lopen terug en volgen een pad naar boven van waaruit we een prachtig zicht hebben over het meer en de rotstempels, uitgehouwen uit het oppervlak van een rode zandsteenheuvel aan de andere kant. We willen nog naar de Malegitti tempel en het noordelijk fort hoog gelegen op de rotsen maar we vinden de weg niet en in een klein steegje jaagt een blaffende en agressieve hond ons weg. We lopen dus maar terug en dwalen door de smalle steegjes van het oude dorp van Badami wat meer dan leuk is en we bekijken de in pastelkleur geschilderde oude huizen met houten deuren en portalen, oude mannetjes die voor hun huizen zitten te keuvelen met elkaar, vrouwen die het huishoudelijke werk doen en de jengelende en nieuwsgierige kinderen die vragen om een pen of chocolade. In deze straatjes heeft de tijd stil gestaan, er is geen verkeer en een zalige rust en stilte.

Het hele dorp krioelt van de apen, varkens en honden, tijdens deze reis hebben we nog geen enkel dorp gezien waar zoveel varkens rondlopen. We lopen langs de westzijde van het meer en de Yellana tempel naar de in de rotsen uitgehouwen grotten die de voornaamste en mooiste bezienswaardigheid zijn van Badami. Er zijn 4 grotten waarvan grot 1 uit de 6e eeuw de oudste is en gewijd aan Shiva, deze grot heeft mooie beelden van goden en rijdieren, allen uitgehouwen in de rotsen. Grot 2 is iets eenvoudiger en gewijd aan Vishnu en om van de ene naar de andere grot te gaan, moeten we flink wat trappen beklimmen en in deze hitte is het toch telkens een beetje afzien.

Grot 3 is de grootste en mooiste, gewijd aan Vishnu, met prachtige beelden en figuren in de pilaren. De panelen op de plafonds vertonen verschillende goden op hun rijdier. Grot 4 is de kleinste van de 4 grotten, dateert uit de 7e of 8e eeuw en is een Jaïn grot. Van hieruit hebben we een magnifiek uitzicht over het meer met de tempelgroepen, het noordelijke fort en het dorp van Badami.

Hier zien we ook terug meer westerse toeristen die de grotten bezoeken en de reden van het gejengel en gezeur van de kinderen naar pennen en chocolade wordt ons nu duidelijk.

In Golden Cave Cuisine aan de hoofdstraat eten we onze gebruikelijke tomatensoep met cheese naan waarbij we in het kleine tuintje zitten dat afgebakend is met rieten matten. Achter de omheining knorren de vele varkens op zoek naar iets eetbaars.

Na deze lunch lopen we de hoofdstraat en zijstraten in waarbij wijzelf mensen bekijken en de mensen ons bekijken. Het valt erg op dat in dit dorp heel veel kleine bars en alcoholwinkels zijn, volgens Dita houden ze hier wel van een “borreltje” en dat denken we ook want de bars en winkels worden druk bezocht door de Indiërs. Na een tijd zijn we de drukte, de herrie, het vele getoeter van het verkeer en de hitte zat, kopen bier in de shop en gaan dit opdrinken in onze hotelkamer.

In de loop van de vroege avond kloppen we nog een paar keer op de deur van kamer 209 van Henny en Margreeth om af te spreken voor een gezamenlijk diner maar nooit is er iemand op de kamer. Ik zeg tegen Freddy dat ik niet kan geloven dat zij op dit uur nog niet op de kamer zijn en vind het vreemd. Wanneer we besluiten om dan maar alleen te gaan eten en op de lift staan te wachten, komt Margreeth uit een kamer aan het andere eind van de gang. We kijken verbaasd en vragen welk kamernummer zij hebben? Het blijkt kamernummer 204 te zijn, net naast die van ons. Henny heeft gisteren een verkeerd nummer doorgegeven en wij hebben de hele dag aan een verkeerde kamer aangeklopt!

Dus is er geen probleem en zij gaan met ons mee naar de Golden Cave Cuisine waar we terug in de tuin eten. Jan en Marjan en Simon en Lenie komen er daarna ook nog aan. We eten de eerste kip tandoori van deze reis want meestal staat het gerecht wel op de kaart maar is het “no have” en dus niet te krijgen. De kip is heerlijk en heeft een meer dan excellente smaak.

 

Dag 24: zondag 28 november: Badami – Hampi

Om 7u30 vertrekken we uit Badami naar Hampi, een rit van 4 uur. Het is een tamelijk slechte weg en op sommige stukken kan de chauffeur geen snelheid halen. We wiebelen van de ene kant naar de andere op onze zetel in de bus.

Halverwege wordt er gestopt aan een dhaba in een klein dropje waar geen toiletten zijn en waar het te druk is om een open toilet te creëren. We staan dus langs de kant van de straat de mensen en hun bezigheden te bekijken maar ook hier weer zijn we een bezienswaardigheid en wij worden meer bekeken dan wij de Indiërs bekijken.

Onderweg zien we ook de verschillende transportmogelijkheden van de Indiërs. Eerst en vooral is er de lokale bus, verder zijn er de ossenkarren die soms grote massa’s mensen vervoeren, dan zijn er ook de tractors met aanhangwagens waarop nog meer massa’s mensen kunnen plaatsnemen. Er is ook de tuktuk die volgepropt wordt met mensen, soms hangen ze er aan de buitenkant aan terwijl ze zich krampachtig proberen vasthouden om er niet af te vallen. En vandaag hebben we voor het eerst de vrachtwagens met laadbak gezien waar mensen rechtop in de laadbak staan zich vastklampend aan de  rand.

Klokslag 12u komen we aan in Hospet in Hotel Maliggi, een luxehotel met schitterende lobby en souvenirwinkeltjes. De kamers die groot zijn en heel proper, liggen rond een binnentuin met fontein. In de badkamer is alles aanwezig zelfs shampoo en haardroger. Het is even een verademing om eens in een mooi en proper hotel te verblijven na alle vieze en vuile hotels die we al hadden tijdens deze reis. We beseffen wel dat we in India zijn en dat Indiërs al die vuiligheid niet zien maar soms wordt het toch even een ietsje teveel.

In het hotel zijn twee restaurants, eentje binnen met airco en een restaurant op het dakterras. In een zaaltje van het hotel is een bruiloftsfeest aan de gang en het is leuk om dit even gade te slaan. We krijgen ook een interessant nieuwtje: vroeger gaf de familie van de bruid buffels als bruidsschat aan de familie van de jongen, heden ten dag geeft men een bromfiets als bruidsschat ipv de buffels en dat is ook de reden waarom zoveel jonge mannen de trotse eigenaar zijn van een glanzende en spiksplinternieuwe brommer.

Na de middag vertrekken we met de bus naar Hampi waar we eerst naar de Virupaksha tempel lopen. Het is de enige tempel in Hampi Bazaar en de enige tempel in Hampi die nog echt als tempel gebruikt wordt. In het heilige der heiligen mogen wij als niet-Hindu niet binnen. Op de binnenplaats ontmoeten we Marcel, één van de deelnemers van onze reis vorig jaar in Vietnam, wat een toeval en wat is de wereld toch klein. Marcel is hier met een groep van Baobab en doet Zuid-India aan. We slaan een praatje en het blijkt dat deze groep zondag dezelfde vlucht huiswaarts zal nemen als wij.

Als we de tempel buiten komen, wordt op dat ogenblik juist de tempelolifant Lakhsmi terug naar de tempel gebracht in de laadbak van een vrachtwagen. De olifant wordt elke dag gewassen in de rivier en dan met de vrachtwagen terug gebracht naar de tempel. De olifant stapt helemaal zelf van de vrachtwagen en gaat de tempel binnen. Heel wat Indiërs staan vol bewondering te kijken naar de tempelolifant maar ook voor ons is dit weer een sensatie en nieuwigheid.

Na het bezoek aan de tempel lopen we door de hoofdstraat van Hampi Bazaar, een straat vol souvenirwinkeltjes, hotels en restaurants maar het is wel leuk om er te lopen en de winkeltjes te bekijken want tot nu toe hebben we nog niet veel gelegenheid gehad om souvenirs te kopen gewoonweg omdat die er niet waren. In plaatsen waar geen westerse toeristen komen, zijn er uiteraard ook geen souvenirwinkels. In Hampi zijn echter wel heel wat westerse toeristen maar de reden dat wij in Hospet overnachten, is het feit dat er in Hampi zelf geen grote hotels zijn met voldoende kamers voor de hele groep. Hampi is weer een heilige plaats en daardoor wordt ook hier geen vlees geserveerd in de restaurants en wordt er ook geen alcohol geschonken.

We wandelen op ons gemak de hoofdstraat door tot op het einde waar de tempel van de Monolith Bull staat. Aan deze kant van de hoofdstraat is het rustiger en er zijn ook bijna geen winkels meer, de huizen staan aangebouwd tegen bouwvallige ruïnes van tempels en zuilengalerijen. Sommige ruïnes worden zelfs gebruikt als woonruimte of gewoonweg om de was op te hangen, het geeft een ietwat bizar zicht.

Om 18u rijden we met onze bus terug naar Hospet en in de lobby van het hotel gaan we met een paar mensen van onze groep naar één van de souvenirwinkeltjes waar we een prachtig beeld zien. Als we de prijs vragen, zegt de man dat het beeld 3600 euro kost omdat het beeld gedeeltelijk uit goud bestaat. Iedereen denkt al gelijk dat het een waanzinnig bedrag is en dat ziet de man ook op onze gezichten, de prijs zakt al gelijk naar 2000 euro zonder dat wij iets hoeven te zeggen!!

We nemen snel een douche en gaan eten op het dakterras, beide restaurants van het hotel zitten aardig vol maar het eten is er dan ook heel lekker.

 

Dag 25: maandag 29 november: Hampi, vrije dag

We hebben vannacht heerlijk geslapen in dit mooie hotel waarbij we het heerlijk vonden om eens geen ongedierte te vinden in de kamer en badkamer. Om 8u30 vertrekken we met onze bus naar Hampi en daar regelen we met Henny en Margreeth een ietwat grotere tuktuk voor een tocht van een halve dag rond Hampi en zijn vele tempels. Hampi is een heilige plaats in een rotsachtig gebied, gelegen aan de zuidelijke oever van de Tungabhadra rivier. Het surrealistische landschap met enorme rotsblokken van graniet en de daartussen, over een immens gebied, verspreide tempels geven ons een magisch gevoel.

Onze riksjarijder is heel vriendelijk en duidt altijd op het kaartje aan waar we zijn en welke tempel we bezoeken. Als Margreeth op zeker moment in de riksja wil blijven zitten terwijl wij de tempel bekijken, is hij zelfs zo attent om de riksja in te schaduw te parkeren.

Ik ga hier niet alle tempels opnoemen die we bezoeken want dan wordt het een eentonig gedoe maar we genieten van de pracht en praal waarbij een paar van de tempels mooie sculpturen hebben zowel op de muren als op de pilaren. Het pareltje van Hampi is de Vijaya Vitala tempel uit de 16e eeuw met de wereldberoemde stenen strijdwagen die uit één stuk steen gehouwen is en een hoogte heeft van 8 meter. De tempel zelf zijn ze aan het restaureren maar toch valt het op dat dit het hoogtepunt is van de kunst en cultuur van de Vijayanagar periode. Aan de zijkant van de tempel zijn filmopnamen aan de gang en de meeste toeristen gaan kijken naar de opnames. Dat maakt het voor ons simpel om een foto te maken van de strijdwagen zonder dat er mensen op de foto staan. Deze strijdwagen staat op alle folders en informatie van Hampi en hij is toch wel heel indrukwekkend en fantastisch als je er in levende lijve voor staat.

We zeggen tegen de riksjarijder dat we het nu welletjes vinden en dat hij naar de parking mag terugrijden waar we de jongen een goede fooi geven als beloning voor zijn welwillendheid tijdens de rit.

In de hoofdstraat eten we, ja wat denk je? , de gebruikelijke tomatensoep en cheese naan waarna we nog een rondje doen langs de winkeltjes. Zowel Henny en Margreeth en wijzelf hebben een idee wat we nog willen kopen aan souvenirs. In één van de winkels hebben we gisteren een mooi beeld gezien en wanneer we vragen naar de prijs blijkt het 350 euro te zijn. Het beeld is prachtig maar tevens loodzwaar. “No problem” zegt het mannetje, het beeld kan opgestuurd worden voor 3000 Rps maar zoiets vertrouwen we niet en aangezien we nog een nachttrein voor de boeg hebben, besluiten we dan maar om het beeld niet te kopen. We willen niet het slachtoffer zijn van het gewicht van onze souvenirs, ja, soms moet je keihard zijn en neen zeggen ook al wil je ja zeggen. De man haalt nog kleinere beeldjes boven maar dan is het een vaste prijs, geen afdingen mogelijk en dan hoeft het voor ons niet meer.

We slenteren nog wat rond, nemen een binnenweg naar de rivier waarbij we diverse souvenirstalletjes, guesthouses en kleine restaurants met dakterras passeren. Een mannetje roept van op een dakterras dat er bij hem bier te krijgen is, we zeggen dat dit niet kan want dat Hampi een heilige plaats is maar het mannetje blijft aanhouden dat er bij hem bier te krijgen is. We lopen een steile trap naar boven en zeggen tegen elkaar dat je hier niet veel bier moet drinken als je nog heelhuids beneden wil komen. Als we op het dakterras aankomen, komt de man met blikjes bier aanzetten en noemt een waanzinnig hoge prijs. We willen wel bier maar niet tegen een onredelijke prijs en dus lopen we de trappen weer af naar beneden.

In een cafeetje gaan we een cola drinken en wanneer de eigenaar ons hoort praten tegen elkaar vraagt hij of we Duits spreken want hij herkent niet zo goed de taal. Wij vertellen dus dat wij Belgen en Nederlanders zijn, dat dit buurlanden zijn van elkaar en dat wij dezelfde taal spreken. Hij vertelt dat elke deelstaat in India zijn eigen taal heeft maar dat zij elkaar niet kunnen verstaan. Als mensen van verschillende deelstaten elkaar ontmoeten, spreken zij Engels, hetgeen de tweede taal is in India. Tijdens deze reis heb ik op sommige momenten al gemerkt dat Indiërs onder elkaar Engels spreken maar ik snapte op dat moment niet echt waarom. Bij deze is de vraag nu opgehelderd.

Op zeker moment zien we de rivier maar daar kunnen we niet verder lopen door een grote hoop afval waarin koeien lustig zoeken naar een eetbare hap. Hoe verzinnen ze het? We hebben geen zin om verder door de rotzooi te lopen en gaan terug naar de hoofdstraat.

Op dat ogenblik is het nog meer dan een uur wachten op het vertrek van onze bus en ook daar hebben we geen zin in. Een paar mannetjes van de tuktuks ruiken potentiële klanten en komen aangelopen met het vooruitzicht om zaken te doen. Pech voor hen want op dat moment arriveert de lokale bus waar we opstappen en een kaartje kopen bij de conducteur. Een ritje met een lokale bus is steeds een belevenis en dat is hier ook het geval. We stappen uit in het busstation van Hospet en lopen door de drukke straten terug naar het hotel nadat we koekjes en water hebben gekocht voor de lange rit die ons morgen wacht. We passeren een alcoholwinkel en kunnen het echt niet laten om 2 flessen Kingfisher te kopen om op te drinken op onze kamer.

We nemen een douche en genieten van onze rust wat wel even mag want de voorbije dagen waren toch wel heel druk. ’s Avonds gaan we terug met Henny en Margreeth eten op het dakterras van het restaurant van het hotel. Weerom is het er erg gezellig met lekker eten en we zouden bijna spijt krijgen dat we hier morgen alweer vertrekken. Dit is tot nu toe het beste hotel geweest van de hele reis plus het niet onbelangrijke feit dat Hampi toch wel een hoogtepunt is. En zulke hoogtepunten hebben we deze reis gemist, het was een magnifieke reis door het echte India, met de nadruk op echt, maar absolute hoogtepunten?

 

Dag 26: dinsdag 30 november: Hampi – Gokarna

Om 8u staan we in de lobby en we vertrekken met een zekere spijt, hier hadden we wel graag nog een dagje langer gebleven maar het is niet anders.

We rijden door het heuvelland van Karnataka en de bergen van de westelijke ghats. De koffiestop en lunchstop stellen niet veel voor en we stellen ons tevreden met koekjes en zakjes chips. Na een tijd gaat de weg naar beneden en zakken we af naar het kustgebied van de Arabische Zee. De chauffeur houdt er weer een hels tempo op na en doet zijn bijnaam van kamikaze piloot alle eer aan. Het is vandaag zijn laatste rit voor ons en op het einde van de dag krijgt hij dus zijn standaardfooi. Dita laat nog een envelop rondgaan voor hem en de bijrijder waar we nog iets extra kunnen insteken, als we dat willen natuurlijk. Deze chauffeur krijgt van ons niets extra want we voelden ons helemaal niet veilig met zijn agressieve rijgedrag. De bijrijder daarentegen geven we wel iets extra want die jongen was steeds vriendelijk en in de weer.

Door de rijstijl van de chauffeur komen we anderhalf uur vóór de geplande tijd (15u ipv 16u30) aan in Sea Bird Holiday Resort, een hele naam voor een complex dat op een heuvel ligt net buiten het dorp. De vierkante gebouwen herbergen vier kamers, twee beneden en twee boven en de eerste indruk die we krijgen is er eentje van, geen onderhoud, vervallen en vuil. We lopen onmiddellijk naar het restaurant op de eerste verdieping in een alleenstaand gebouwtje en drinken een welverdiende Kingfisher. We maken ons de bedenking dat we vandaag niets anders gedaan hebben dan op de bus zitten en toch zijn we hondsmoe. Ik denk dat dit de eerste reis is die zo in de kleren is gaan zitten.

We gaan aan de receptie vragen voor internet maar de nukkige eigenaar van het hotel zegt dat dit niet mogelijk is. We hebben de indruk dat hij gewoon te lui is om de “aan” knop van de computer in te drukken en laten hem voor wat hij is.

Daarna gaan we douchen en we ontdekken dat we van op ons terras in de verte de zee kunnen zien en we genieten van de zonsondergang. ’s Avonds eet de hele groep in het restaurant van het hotel want bij aankomst had de eigenaar ons de King Fish aanbevolen. Wij beiden nemen de gebakken scampi’s maar wanneer ze na een tijdje geserveerd worden, blijken ze heel klein. Er is ook nog een grotere soort maar bij vraag naar deze scampi’s, klinkt het antwoord “no have”. Terwijl de scampi’s staan koud te worden, wachten we op de rijst die er uiteindelijk met wel heel veel vertraging aankomt. Tussendoor worden ook de borden met de King Fish voor de andere groepsleden aangebracht en het is heel leuk om alle verbaasde gezichten te zien want de stukken King Fish zijn niet groter dan een kleine handpalm. Hilariteit alom en toch een beetje miserie want niemand had deze middag gelegenheid om te lunchen en dan krijg je een baby king fish voorgeschoteld aan een toch wel dure prijs. De gebakken rijst trekt ook al op niets maar honger is de beste saus is het spreekwoord en dat is ook zo. Ik heb de indruk dat dit restaurant morgenavond heel wat minder klanten zal tellen. Ons zullen ze hier in elk geval niet meer zien.

 

Dag 27: woensdag 1 december: Gokarna, vrije dag

Henny en Margreeth ontbijten in Om Beach resort en rond 9u45 lopen we daarheen om hen daar te ontmoeten en verder te lopen naar het dorp. Gokarna is van oudsher één van de heiligste plaatsen in India met een paar tempels waarvan eentje een Prabalingam heeft, dit is een lingam door Shiva zelf geplaatst. Niet-hindus mogen de tempel echter niet betreden. Gokarna is nog ongerept met een hoofdstraat met kleine restaurantjes en winkeltjes met allemaal hetzelfde aan kledij, sjaals, tassen en andere souvenirs. Het is een heilige plaats met sadhu’s met ontbloot bovenlijf en dikke buik die toch ook allemaal hun hand openhouden als je aan komt lopen. Het is ook een plaats met overjaarse en andere hippies die hier zijn blijven hangen na hun reis, ook met backpackers die op de stranden in de buurt overnachten. In de hoofdstraat staat een hoge strijdwagen die tijdens één of ander festival gebruikt wordt.

In geen enkel café of restaurant is een toilet en daarvoor moeten we naar het strand waar een openbaar toilet is.

Het dorpje is relatief klein en we zijn al vlug aan het strand waar de vissersboten liggen en de netten waarmee ze de vis vangen. Het strand is schoon behalve aan de vloedlijn waar zich de nodige troep opgehoopt heeft. De vissers gebruiken het strand ook als toilet maar we gaan uiteraard niet op zoek naar de drollen. We eten een kleinigheid in Prema restaurant maar de boter naan is één vettige troep en die laten we dan ook liggen maar Margreeth kan het niet over haar hart krijgen en geeft de boter naan aan een voorbijlopende koe die er heel blij mee is.

We shoppen nog wat rond voor een paar kleinigheden maar op de duur hebben we er genoeg van, we zijn moe, tenslotte is hier niet zoveel te beleven en we hebben al helemaal geen zin om naar verder gelegen stranden zoals Kudlee Beach of Om Beach te lopen en dus nemen we een tuktuk terug naar het hotel. We duiken gelijk de bar in en genieten van het koele bier.

Daarna gaan we douchen en genieten van onze rust en weer komen we tot de conclusie dat deze reis toch wel erg vermoeiend is en het uiterste vraagt van je uithoudingsvermogen.

’s Avonds eten we met Henny en Margreeth in Om Beach Resort waarbij we ons niet meer wagen aan de vis maar de zoveelste kip eten tijdens deze reis. De kip curry is zonder been wat ook al een zeldzaamheid is in India want meestal wordt een kip in duizenden stukken gehakt en krijg je op het bord de meest vreemdsoortige stukken. Bij het afrekenen gaat het traag, heel traag en het duurt meer dan een half uur tussen het brengen van de rekening en het terug brengen van het wisselgeld.

 

Dag 28: donderdag 2 december, Gokarna – Mumbai

We wijken af van onze gewoonte om niet te ontbijten en gaan met Henny en Margreeth mee naar Om Beach Resort waar we toast met ei en koffie nemen. Daarna lopen we terug naar het hotel voor de afrekening van de fooienpot met Dita waarbij we geld terug krijgen omdat we geen ontbijt namen en niet zoveel deelnamen aan gezamenlijke excursies.

Daarna lopen we dan toch maar weer het paadje af naar beneden naar het dorp en gaan nog een klein bedrag wisselen voor de laatste paar dagen want we vrezen dat alles in Mumbai weer iets duurder zal zijn dan we in de voorbije dagen gewoon waren.

We lopen weer hetzelfde hoofdstraatje af, gaan cola drinken want in Gokarna is geen bier te krijgen wegens een “heilige plaats” en zijn het algauw zat. Henny en Margreeth nemen een tuktuk terug naar het hotel maar wij lopen terug naar boven waarna we samen met hen een biertje gaan drinken in het hotel.

Wij zijn geen strandmensen en Gokarna is voor ons dan ook niet interessant. Eén dag hier is voor ons genoeg en we waren liever een dag langer in Hampi gebleven maar ja, je kan niet alles hebben in het leven.

Rond 15u willen we iets gaan eten in Om Beach Resort maar daar kunnen we niet kiezen van de kaart maar is het verplicht buffet en daar hebben we geen zin in. Het buffet is ook duur, 350 Rps, maar als we ons omdraaien om weg te gaan, zakt de prijs al gelijk naar 300 Rps. We blijven echter bij ons standpunt en gaan dan maar iets eten in het hotel.

Ons vertrek is gepland om 17u40 maar de eigenaar is een norse, onvriendelijke man en wil dat we de kamer ontruimen tegen 16u terwijl ze toch geen nieuwe logees hebben. We doen rustig aan en hoe meer we treuzelen, hoe norser de man er gaat uitzien. Als we de kamers verlaten en op de trappen zitten van het bijgebouw zien we hoe de kamers schoon gemaakt worden, over elke kamer wordt exact 5 minuten gedaan, hoe ze het klaren weet ik niet maar het verklaart wel de staat en properheid van de kamers.

Vanaf het hotel naar het station van Gokarna is een halfuurtje rijden, het station is niet meer dan een klein gebouw met welgeteld één stalletje met frisdrank en snoep.

Als we staan te wachten op het perron zien we op het tweede spoor een lange trein volgeladen met vrachtwagens passeren. Het zijn geen nieuwe vrachtwagens, integendeel, de vrachtwagens vervoeren allerlei goederen, de chauffeurs zitten gedurende de treinreis in hun cabine en zo worden ze naar alle delen van India vervoerd. Het transport zal op die manier vlotter en vlugger verlopen dan over de weg. Dit is echt een idee, zoiets moeten ze in ons land ook invoeren om het overvloedige vrachtwagentransport op de snelwegen in te perken.

We lopen naar de juiste plaats waar wagon B2 zal stoppen want we hebben exact 1 minuut (dit is geen fout, het is echt 1 minuut) om in te stappen. Dita geeft ons de raad om door te lopen als we in de trein komen en niet te zoeken naar de juiste plaatsen, daar hebben we trouwens 12 uur de tijd voor, om deze plaatsen te vinden. Indien de trein zou vertrekken als er nog iemand op het perron staat, dan moeten we aan de noodrem trekken. Zijzelf heeft dit nooit moeten doen maar een collega van haar wel omdat niet iedereen van de groep op tijd in de trein zat. Freddy en ik belanden in een coupé met 4 Indiërs, man en vrouw, kleine dochter en de man zijn ouders. Man en vrouw spreken redelijk goed Engels en alles valt best mee. Ik kruip al vroeg in het bovenste bed want ik ben moe en ik slaap tamelijk goed gedurende de hele nacht. Freddy doet geen oog dicht zoals nog wel meer mensen van de groep mede door de kippenvel veroorzakende kou van de airco. Het is ook hier zoals op alle plaatsen in India, als er airco is dan moet die draaien op de hoogste stand.

 

Dag 29: vrijdag 3 december: Mumbai, vrije dag

De trein komt al vroeg, rond 7u, aan in het station van Mumbai waar het geweldig druk is met een gigantische menigte mensen. De lokale gids komt ons ophalen van de trein en loopt met ons naar de parking waarbij hij ons bevelen toesnauwt alsof we een kudde vee zijn die hij moet hoeden. Dita maakt hem al snel duidelijk dat we toeristen zijn en geen Indiërs en dat hij ons moet behandelen met respect en beleefd moet blijven. De man knikt, zegt dat hij nog veel moet leren en hij verontschuldigt zich tegenover ons. De parking is bezaaid met zwart-gele taxi’s die ook overweldigend aanwezig zijn in het straatbeeld. Op sommige plaatsen staan aan beide kanten van de straat maar liefst 3 rijen taxi’s geparkeerd. In Mumbai wonen momenteel 21 miljoen mensen maar ik denk dat geen van hen op dit moment een taxi nodig heeft.   

Iets vóór 8u komen we aan in hotel Sahil, een ander hotel dan op onze hotellijst staat. Daar zien we wel wat tegenop want het eerste hotel ligt in de wijk Cordoba, niet ver van de Gateway of India en dit hotel ligt in centraal Mumbai en ver van alle bezienswaardigheden. De kamers zijn uiteraard niet klaar en men zegt dat het nog anderhalf uur zal duren. Ik heb nog even de bedenking dat anderhalf uur in India toch wel 3 à 4 uur zal zijn in onze normen maar ik zeg niets en we lopen naar de ontbijtzaal waar het buffet klaar staat. Dat ziet er niet uit, een deel van de groep gaat eten maar deze rotzooi hoef ik nu echt niet. Als we vragen of we van de kaart kunnen bestellen, kan dit niet en dus lopen we met negen mensen terug naar de receptie. We zijn nog maar pas terug in de lobby als een mannetje komt zeggen dat we wel van de kaart kunnen bestellen maar op dat moment is Henk-Jan op straat al gaan kijken waar we dan wel kunnen ontbijten. Wanneer hij terug keert, lopen die negen personen achter hem aan en we komen terecht in een klein Moslim restaurant in Hotel Arabic waar we brood met omelet eten. Daarna gaat iedereen zitten wachten in de lobby en het wordt steeds later en later. De helft van de groep zakt onderuit en valt in slaap in de zetels. Om 11u wordt het voor een paar mensen van de groep teveel en zij willen echt wel op pad gaan waarna Dita aan de receptionist vraagt of er geen bagageruimte is want we kunnen onze handbagage niet achterlaten in de lobby bij de grote bagage. Dat is er blijkbaar niet en het personeel doet geen enkel moeite om ook maar iets te forceren. Uiteindelijk zijn er 2 kamers klaar en daar worden de dagrugzakken van een aantal mensen verzameld. Wij hebben geen enkele zin om ook maar enige moeite te doen en blijven hangen in de lobby zetels want we willen ons eerst verfrissen na de lange nachttreinreis. Op het laatst kan Dita een twin kamer regelen in plaats van eentje met een groot bed maar dat zal ons een zorg zijn en we zijn blij met hetgeen we kunnen krijgen want we snakken om onder de douche te gaan om het vuil van de nare dekens van de nachttrein weg te spoelen.

Na de middag lopen we met Henny en Margreeth rond in de wijk van het hotel wat een gore en grauwe moslimwijk is met bedelaars en  kinderen die geld willen. Soms worden de kinderen tot de orde geroepen door een lokale man, dat verbaast ons en dat vinden we wel goed want die kinderen zijn hoogst opdringerig en echt irritant. Aan de overkant van het hotel is een shoppingcenter van 3 verdiepingen hoog. Bij het binnenkomen moeten onze tasjes open en in elke winkel staan een paar veiligheidsagenten. Op de derde verdieping is nog geen enkele winkel maar het centrum kan dus nog oneindig uitgebreid worden. Veel spectaculairs is er niet te vinden en we lopen al weer vrij vlug de straat op waarna we in de Mc Donalds een hamburger gaan eten. Er is heel veel personeel en toch draait alles er op zijn Indisch met chaotische toestanden tot gevolg. Aan één stuk wordt de vloer schoon gemaakt met een zwabber en hoe meer er “gezwabberd” wordt hoe vuiler en vettiger de vloer wordt.

Henny en Margreeth willen geld wisselen en in de Canara Bank sturen ze ons naar de overkant naar de State Bank of India. Daar wordt Henny van het ene loket naar het andere gestuurd om uiteindelijk te horen te krijgen dat hij hier geen geld kan wisselen en dat hij naar een bank moet gaan die wat verderop gelegen is. Wat een toestanden!

We willen ook geen taxi nemen naar de wijk Colaba want morgen doen we de georganiseerde stadsexcursie en dan kunnen we na afloop daarvan in deze wijk van de bus stappen en op eigen gelegenheid terugkeren naar het hotel.

We lopen naar de alcoholwinkel waar we bier kopen en drinken het op in onze kamer, weg van het drukke en herriemakende verkeer en de horden mensen op straat, heerlijk rustig al zittend op ons bed.

Algauw volgt een hazenslaapje van een tweetal uur en dat kikkert even op. ’s Avonds hebben we de gebruikelijke afscheidsavond die deze keer doorgaat in Hotel Gaylord waar het restaurant heel stijlvol is en niet echt Indiaans aandoet. We gaan er heen met taxi’s en het is weer een hele belevenis om ons te mengen in het ultradrukke verkeer van een metropool als Mumbai. Het eten is er superlekker en Teun geeft in naam van ons allen de fooi aan Dita voor haar diensten als reisbegeleidster.

Het nadeel van een diner in zo een duur hotel is het feit dat talrijke bedelaars je bij het buitenkomen staan op te wachten. We negeren hen en proberen een taxi te regelen terug naar het hotel. De eerste die we aanspreken, kent het hotel niet, de tweede chauffeur is een moslim en die brengt ons tot voor de deur van het hotel.

 

Dag 30: zaterdag 4 december: Mumbai, vrije dag

Dag 31: zondag 5 december: Mumbai - Amsterdam

Om 8u vertrekken we met de bus voor de stadsexcursie door Mumbai, begeleid door een vrouwelijke lokale gids die onze aandacht vestigt op bepaalde gebouwen of verdere wetenswaardigheden over de stad en het leven van de bevolking vertelt zoals over de stikka, de rode stip op het voorhoofd van vrouwen. Vroeger duidde dit aan dat de vrouw getrouwd was, nu is het pure make-up.

Mumbai is een echte metropool en de snelst groeiende stad van India en daarom heeft het ook zo extreme contrasten en dan hebben we het over de vele krottenwijken met daarnaast de mooie koloniale gebouwen. Het verschil tussen arm en rijk en propere wijken en chaos kan niet groter zijn.

We stoppen aan het Mahalaxmi Dhobi Ghat dat we kunnen zien van op de brug over de spoorweg. Het is de centrale wasplaats van Mumbai waar de mannen de was doen in ongeveer 1000 waterbakken in openlucht. De was wordt gesorteerd per kleur en hangt daarna te drogen.

Daarna rijden we naar de Mahalakhsmi tempel, de oudste tempel van de stad en gewijd aan Mahalakhsmi, de godin van de voorspoed. Voor de tempel staan vele stalletjes met lotusbloemen en offergaven. In de buurt van de tempel ligt de moskee en tombe van Haji Ali op een eilandje in zee dat we alleen kunnen bereiken bij eb. De moskee is vervallen en op de dijk is het weer één vuile troep van weggesmeten afval. Vanaf hier kunnen we de skyline van Mumbai zien maar het is nogal mistig en dus niet zo mooi om foto’s te nemen.

In een rijke Parsi-wijk bevindt zich de Mani Bhavan, het huis waar Mahatma Ghandi woonde en werkte tussen de jaren 1917-1934. Het huis is nu een tentoonstellingsruimte met informatie over zijn leven.

Daarna rijdt de bus in een sneltempo langs de bezienswaardigheden. We krijgen niet meer de kans om uit te stappen en achteraf bekeken is het een heel dure uitstap en niet de moeite waard. We zijn al geen liefhebbers van een georganiseerde stadstoer maar nu nemen we ons echt voor dat dit de allerlaatste keer is geweest.

Vanuit de bus zien we dus Chowpatty Beach waar men niet kan zwemmen maar waar de Indiase bevolking wel kan verpozen in de avonduren. Het strand wordt tevens gebruikt voor festivals. We komen langs Marine Drive, boulevard en promenade dat de vorm heeft van een halve cirkel. Door deze vorm en de weerspiegeling van de lichtjes ’s avonds in het water, wordt het wel eens Queen’s Necklace genoemd, de halsketting van de koningin.

We rijden langs Victoria Terminus, het grootste station van Mumbai en één van de mooiste gebouwen van de stad. De clock tower zien we uit de verte achter een hoop grote gebouwen. De bus brengt ons langs de Colaba wijk naar de Gateway of India en daar is de trip ten einde, normaal zou deze 5 uur in beslag nemen maar we zijn pas 3 uur onderweg en er wordt gezegd dat het zo vlug opschoot doordat er zo weinig verkeer is. Ik snap er niets van en vraag me dan af wat ze dan wel druk verkeer noemen want het is één herrie op straat. De bus wil ons nog wel naar het hotel brengen maar dat hoeft echt niet meer voor ons. We willen rondwandelen en zelf bepalen wanneer we terug willen.

Op ons gemak bekijken we de Gateway of India, een 26 meter hoge triomfboog die in 1924 officieel werd geopend. Schepen uit alle delen van de wereld kwamen hier aan en de poort diende letterlijk als toegangspoort tot India. Schuin achter de Gateway ligt het extravagante en super luxueuze Taj Mahal Hotel, gebouwd in 1903 en wereldberoemd na de terroristische aanslag in november 2008.

We lopen door naar Colaba Causeway, het straatje met de ontelbare toeristenstalletjes en winkels waar men echt alles kan kopen aan souvenirs. We worden hier ook heel veel lastig gevallen door bedelaars. In Café Mondegar eten we een snack en drinken een Kingfisher. Ze hebben hier mooie Kingfisher glazen en wanneer we vragen of het mogelijk is om ze te kopen, wordt er na een tijdje toch toestemming gegeven en bij het verlaten van het café zijn we een leuk souvenir rijker.

We wandelen verder door de straat en kopen een mooi Shiva beeldje in een winkel. In een eerdere winkel zijn we gewoon weg gelopen toen de eigenaar begon met een heel hoge rpijs en wanneer wij begonnen met minder dan twee derde van de prijs, was het direct goed. We hadden op dat moment een gevoel dat de eigenaar ons in de maling genomen had met het hoge startbedrag en op zo een moment hoeft het al niet meer voor ons.

Na een tijd nemen we een taxi terug naar het hotel waar we relaxen op de kamer en de rugzakken herpakken voor de vlucht terug naar huis. We kopen nog wat sigaretten en eten met Henny en Margreeth in café Sahil, een klein restaurant naast het hotel. We nemen de kip tandoori, twee billen en twee borsten die we zien grillen op een houtvuur voor de deur van het café. De kip is heerlijk gekruid met Indische specerijen en het is de lekkerste tandoori die we al aten hier in India. Later nemen we nog een douche op onze kamer en wachten tot het vertrek naar de luchthaven om 23u30.

Het is een uur rijden naar de luchthaven en gedurende dit uur zien we duizenden mensen die liggen te slapen langs de kant van de straat. Mannen, vrouwen en kinderen slapen op een matje, een stuk karton of plastiek en soms hebben ze zelfs dat niet en slapen op de blote beton. Schrijnende toestanden en bij het zien van die ellendige en onwerkelijke toestanden wordt je wel even heel stil. En dan bedenk je dat wij leven in alle luxe en ons soms zorgen maken om niets.

We komen ook in een gigantische file terecht, aan een kruispunt staat alle verkeer blok, niemand heeft tijd om te wachten en iedereen wil zich naar Indiase normen overal tussen wringen. Geen mens snapt hoe het mogelijk is, het is hilarisch en de politie moet eraan te pas komen om alles weer een beetje in goede banen te leiden. Wat een toestanden, men houdt het echt niet voor mogelijk.

Op de luchthaven staan lange wachtrijen voor de immigratiedienst en de veiligheidscontrole, alles gebeurt chaotisch en het schiet niets op. We hebben nog net de tijd om een Kingfisher te drinken die bijna twee maal zoveel kost als die in het hotel. Het vliegtuig van Lufthansa vertrekt om 3u25, de beenruimte is krap, heel krap zelfs voor zo een lange afstand. We proberen te slapen wat ons gedeeltelijk lukt en landen stipt op tijd in Frankfurt waar er sneeuw ligt. Ook hier duurt de veiligheidscontrole eindeloos, we vragen ons af waarom want we zitten in transit, komen van een ander vliegtuig dus wat kunnen we nu mee smokkelen dat ze in India niet zouden gezien hebben tijdens de controle? Als mijn handbagage door de scanner moet, moet ik meekomen. Ik moet mijn cameratas openen, die wordt gecheckt met een speciaal apparaat dat daarna in de computer gestoken wordt. Achteraf blijkt het in orde, ik vraag me af wat het probleem is maar heb geen tijd om verdere uitleg te vragen want we moeten ons al reppen om het vliegtuig naar Amsterdam te halen.

Na 50 minuten vlucht landen we op Amsterdam Airport waar ook hier sneeuw ligt en het min 5 graden is, maar liefst 30 graden verschil met India. Welkom thuis!

Deze reis was een organisatie van Koning Aap en Dita was een sublieme reisbegeleidster die een echte meerwaarde gaf aan deze reis.